Uw Indisch verhaal, hoorspel of luisterboek op Internet.

http://www.semarang.nl/verhaal/

Semarang 1a (Levert-van der Mijll Dekker, Els)

Semarang - deel 1a

Ik bel Hildy op.
Ze heeft de kamer al klaar en ik spreek af de volgende middag te komen.
Mevrouw Buyten is niet thuis, we krijgen tenminste geen gehoor.
Mevrouw van den Bergh die ik ook opbel vertelt me onder bedekte termen dat ze de volgende dag weggaat bij haar familie van Braam Morris.
Hij is commissaris van politie en die dag door de Japanners geïnterneerd.
De familie zelf gaat ook verhuizen.
Dezelfde avond zeggen Fernande en ik onze kamers in Zeezicht op.

19 maart 1942

's Morgens breng ik de vier kinderen naar school.
Vandaar loop ik met Fernande naar het huis van mevrouw Buyten.
Die is in tranen als ze ons ziet.
Fernande kan daar natuurlijk onderdak en afgesproken wordt dat ze 's middags zal overkomen.

Naar school: deze mededeling komt wat vreemd over.
De kinderen Levert gingen voor de oorlog naar de 'Heuvelschool': een lagere school op Tjandi voor Europeanen en gelijkgestelden.
Ze werden dagelijks met de eerder in dit dagboek vermelde 'schoolauto' - een 1939 US-Ford V-8 sedan - van Siloewok gehaald en gebracht (60 km, 90 minuten): halverwege werden twee kinderen Roëll van de suikerfabriek Tjepiring opgehaald.
Deze op Tjandi gelegen Heuvelschool was kort na de bezetting weer geopend maar werd al enige dagen later voorgoed gesloten.
Els was blij dat ze haar kinderen op school kon parkeren.
Op de Heuvelschool zaten ook Chinese kinderen met steenrijke ouders.
Zo werd een bepaald Chnees meisje elke dag met een andere limo door chauffeur en kindermeisje naar de kleuterklas gebracht.


Nu gaan Fernande en ik te voet naar Gang Schmaltz want mevrouw Ebeling heeft al kleren voor ons klaar gelegd om ons te geven en daarmee te helpen.
De heer Buyten loopt een eind mee want vandaag moeten alle Stadswachten zich bij de Japanners melden.
Ze zijn als hulppolitie ontbonden.
Mevrouw Ebeling is erg overstuur omdat de Stadswachters waarschijnlijk geïn-terneerd zullen worden.
Even tevoren is hun auto door de Jap weggehaald.

Stadswachters geïnterneerd: de 19 Maart geïnterneerde Stadswacht was qua uitrusting en taakstelling te vergelijken met de eerder vermelde Landwacht.
In Semarang had ze meest Hollanders, indo´s en Chinezen in haar gelederen.
De weinige inheemse en chinese Stadswachters werden vrijgelaten.
300 Stadswachters uit Semarang werden via diverse kampen op Java en Malakka tewerkgesteld aan de beruchte Burmaspoor- lijn, aan jongeren bekend door de film 'The bridge on the river Kwai' (1957).
Voor de Burma-spoorlijn wer- den 46.
000 Nederlandse, Engelse, Australische en Brits-Indische krijgsgevangenen ingezet waarvan er 16.000 zijn omgekomen evenals 90.000 koelies.
Ir F. Ebeling overleeft het maar sterft kort na de bevrijding in Singapore.
De heer Buyten werd naar Japan afgevoerd en heeft oorlog en bevrijding wel overleefd.
Auto door de Jap weggehaald: een zwaar verlies.
Het was een Mercedes 540K 2+2-zits roadster met 5,4 liter acht-in-lijn motor die met ingeschakelde compressor 180 pk leverde.
De wagen werd door de Japanse com- mandant begeerd.
Het zou nu een kostbaar museumstuk zijn.
Op Java reden voor de oorlog minstens 100.000 auto's en duizenden motorfietsen rond.
Een groot aantal werd volgens voorschrift door hun Europese of Indo-Europese eigenaars vernietigd, bijvoorbeeld door ze in de bergen in een ravijn te duwen.
De meeste andere werden door de bezetter in beslag genomen.
In 1945 was er nog een schamel restant over dat door benzinegebrek nauwelijks op de weg kwam: noodgedwongen moesten vrachtauto's van het Japanse leger voor de allernoodzakelijkste transporten worden ingezet.
De transportmiddelen van de Japanners waren trouwens nagenoeg geheel afkomstig uit oorlogsbuit want zij hadden Zuid-Oost Azië te voet en op de fiets veroverd.
De bussen, spoorwegen en trams zijn tot op het laatst blijven rijden maar vraag niet hoe.
Scheepvaart en luchtvaart lagen plat.


Ebeling die zich juist aan het verkleden is zien we maar twee minuten staan, we nemen afscheid.
Hij vertelt nog wat over Siloewok en zegt dat Flip goed is, alleen wat magerder geworden.
Fernande en ik kiezen ieder een stel jurken en wat nachtgoed uit waarmee we erg gelukkig zijn.
Nog een tijdje blijven we praten.
De stemming is pessimistisch.
Als we terugwandelen, ieder met een bundel onder de arm, worden we in de Ka-narielaan door mevrouw Moorrees aangesproken die ons weer meeneemt naar haar huis in de gang Schmaltz.
Ze heeft namelijk vele kleren verzameld en gekregen voor evacué's en daaruit mogen we net zoveel uitzoeken als we willen.
Ik vind ettelijke pakjes en pyama's voor de jongens en ook nog ondergoed en een paar jurken voor tante Do.
Dubbel beladen sjouwen Fernande en ik de terugweg af, blij verrukt met onze buit.
Bij mevrouw Buyten haal ik mijn kinderen op en tegen één uur zijn we weer in Zeezicht.
Wonosobo bel ik op.
Na ca. twee uur krijg ik tante Do aan de telefoon, erg onduidelijk maar ze hoort mij goed.
Na het eten leg ik de kinderen in bed en begin de boel weer in te pakken.
De djongos heeft beloofd voor vier koelies te zorgen.
Op een onttakelde kinderwagen wordt onze barang naar boven gereden.
Wij volgen 's middags te voet de steile hellin-gen op.
Tegen schemerdonker ben ik eindelijk met de vier kinderen die doodmoe zijn, op de Serajoeweg.
Hildy heeft een grote kamer beneden voor me, ingericht met vijf bedden.
In huis zijn verder nog de twee kinderen Hugo en Marijke van Jan en Mary le Comte.
Jan is in Bandoeng geïnterneerd en Mary zit daar ook.
Hildy heeft haar twee zoontjes Pieter en Pim en de kinderjuffrouw Coby, met ons mee alles tezamen elf personen in huis.

Els ziet Ir Ebeling hier voor het laatst.
De Ebelings waren goede vrienden van de Leverts.
Moorrees: een zoon van deze mevrouw Moorrees zat bij Kick in de klas op de Heuvelschool.
Kamer beneden: Hildy's huis is een nieuw Tjandi-huis met verdieping, gebouwd in chalet-stijl.
Het ligt in een grote tuin aan een wat achteraf gelegen doodlopend laantje en bestaat nog steeds.
Dr Ir Giesberger en de heer le Comte zijn neven van Flip Levert.
Beide heren zijn krijgsgevangenen en overleven de oorlog.
Jan le Comte zal zelfs naar Japan worden afgevoerd.


Ik bel Flip nog eens op om te zeggen dat ik bij Hildy ingetrokken ben op aanra-den van mevrouw Ebeling.
Hij belooft te proberen naar Semarang te komen maar weet niet wanneer dat zal zijn.

De vermelde woningen zijn villa's in de wijken Oud- en Nieuw-Tjandi.
De benedenstad Semarang met winkelstraten (de grootste was Bodjong), het Chinese kamp, pakhuizen, haven en overheidsgebouwen lag aan zee.
Tjandi was een Europese wijk tegen, op en achter de steile heuvels welke aan de benedenstad grensden.
Vele villa's waren niet ouder dan 25 jaar en gelegen in een parkachtige omgeving in prachtige door tjemarabomen beschaduwde tuinen met gazons en bougainvilles.
Bijna alle huizen hadden telefoon, gekookt werd electrisch of op gas.
Typisch voor Europese wijken is dat de meeste bewoners huurders waren.
We moeten hier opmerken dat de volbloed-Europeanen op Java bepaald geen dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking vormden.
Het waren bijna alle goed opgeleide burgers die door grote concerns of de overheid naar Indië waren gezonden om vooraanstaande funkties te vervullen.
Het percentage academici onder hen was hoog.
Het waren meest mensen onder de 45 jaar.
Tropenjaren tellen dubbel dus het merendeel werd met omstreeks 50 gepensioneerd waarop vertrek naar Europa volgde.
Daarnaast waren er ca.150.000 Indo-Europeanen waar wel ouderen tussen zaten.
De Indo's waren met de Hollanders gelijkgesteld.
Zo hadden ze dezelfde levenswijze, hetzelfde belasting- en rechtsregime en dezelfde dienstplicht.
Sociaal gingen volbloed en Indo-Europeanen als gelijke met elkaar om: de meeste volbloeds hadden wel ergens in het verleden een inheemse voorouder gehad.
Een 'colour bar' zoals in de Engelse koloniën heeft Ned.
Indië nooit gekend.
Een deel van de Indo's zal met de volbloeds ('totoks') mee de Jappenkampen in verdwijnen.
Zij die vrij bleven waren echter ook niet te benijden.
Pogingen de Indo-bevolking voor de Japanse zaak te winnen werden gedaan maar zonder succes.
Ondanks de naam was de gang Schmaltz een van de allerdeftigste lanen op Tjandi.
Tjandi was de rampok- kers grotendeels bespaard gebleven: de meeste villa's lagen er in vooroorlogse pracht bij.
Semarang was in 1941 een stad met 280.000 inwoners waaronder 16.500 Europeanen.
Nu heerst er op Tjandi een beklemmende sfeer.
Bijna alle Europese mannen zijn weg of al geïnterneerd, vele huisbediendes gevlucht of ontslagen, sommige vrouwen met kinderen al in geldnood.
Niemand weet wat de Jap gaat doen en hoe het met de geïnterneerden gaat.
Een ding staat vast: als Europese moet je je zo min mogelijk op op straat vertonen.
Het is op de lanen van Tjandi dus doodstil.
Electriciteit, gas en en water zijn weer in werking gesteld.
Er is een avondklok, Japanners in vrachtauto's patrouilleren door de straten.
Hier en daar zijn controlepunten met schildwachten opgericht.
De straat is daar versperd met zandzakken: men moet zich legitimeren waarop er van alles kan gebeuren.

20 maart 1942

's Morgens in de stad heb ik via de djongos van Zeezicht een fiets voor Flip gekocht voor f.20.- en een voor mezelf voor f.25.-.

21 maart 1942

's Morgens per fiets met Hildy en twee kinderen, Jol en Evert achterop, naar de benedenstad gegaan om schoenen aan te laten meten bij van Zanten.
Geen van beiden heeft namelijk nog een paar over.
Nog enkele andere boodschappen gedaan en weer moeizaam naar huis.
De hellingen vallen niet mee.

Fiets gekocht: voor de oorlog kostte een nieuwe fiets 'made in Japan' f.20.-, een betere Hollandse fiets van Fongers f.30.-, een sjieke Raleigh met trommelremmen minstens f.45.- .
Fietslamp, dynamo, kettingbe- schermer, bel en bagagedrager waren extra's, een Sturmey-Archer versnelling toppunt van luxe.
Voor jonge Indo-Europeanen, Chinezen en gegoede inheemsen was de fiets een statussymbool dat vaak met vlaggetjes werd opgesierd.
Net als in Holland werd er fietsbelasting geheven, kenbaar aan het fietsplaatje.
Postbodes en andere buitendienst-medewerkers waren trots op hun zwarte dienstfiets.
Sommige inheemsen en Chinezen hadden hun fiets van ingenieuze draagconstrukties op voor- en achterwiel voorzien zodat ze een complete warong (stalletje langs de weg) konden vervoeren.
Via de djongos: de door Els gekochte fietsen waren zonder twijfel van rampok of diefstal afkomstig.
Allerlei gerampokte goederen en geroofde levensmiddelen kwamen bij Chinese helers terecht om vervolgens tegen woekerprijzen op de markt te verschijnen.
In de loop der bezetting worden (in Bandoeng gemaakte) fietsbanden steeds schaarser en op het laatst even duur als de fiets zelf.
Hamsteren van banden is dus verstandig want aan Jappenkampen denkt nog niemand.
Willekeurige inbeslagnames op straat van fietsen zoals in Holland hebben op Java niet plaats gevonden.
Voor schoenen geldt hetzelfde als voor fietsen: steeds schaarser.
Later in het kamp loopt iedereen op blote voeten.
Schoenen aanmeten: dit betreft door de schoenmaker in huisvlijt gemaakte pantoffels.
Bestaande (dames)schoenen worden door de schoenmaker van houten zolen voorzien.
Leer is er niet, kunststof moet nog uitgevonden worden.
Van Zanten is een deftige Europese winkel.
In de loop van 1942 worden alle Europese winkels, apotheken e.d. gesloten of aan Japanse diensten overgedragen met alle gevolgen van dien.
Andere boodschappen: dit zullen boodschappen in de winkels op Bodjong zijn geweest.
Els en Hildy met hun blonde haren vinden het niet raadzaam met de twee kinderen en fietsen naar de passar (markt) in de Semarangse benedenstad te gaan.
Boodschappen op de passar laat men zo lang het kan door de baboe doen: helaas is Tjandi ver van de grote passar in de benedenstad verwijderd.
De benedenstad met de haven en het Chinese kamp was overigens wel behoorlijk geteisterd door de vernielingen en de daarop volgende rampok- partijen onder aanvoering van wraaklustige vrijgelatenen uit de gevangenissen.


22 maart 1942

Scholen zullen gesloten worden tot nader order.

23 maart 1942

Bij mevrouw Ebeling geweest.
Zeer pessimistisch.
De geïnterneerde landwach-ters worden dagelijks als beesten in vrachtauto's gestopt en naar het Bandjirka-naal gereden.
Daar worden ze overgezet om naar het vliegveld Kalibanteng te lopen waar ze tot laat in de middag koeliewerk moeten doen.
Ze krijgen geen verschoning en de meesten hebben geen hoeden voor de brandende zon.
Er blijkt distributie te zijn.
Kaarten kan men in de Tangsie op de Nieuwe Tjandi-weg halen.

Een aantal scholen wordt later heropend maar uiteraard niet voor Europeanen.
Het onderwijs wordt op Japanse leest geschoeid met veel gymnastiek, liedjes zingen, buitencorvée's, verplichte optochten en steeds minder echt onderwijs.
Op de meeste hogere onderwijsinstituten waren de leraren en leraressen Europeaan of Indo-Europeaan.
Zij keerden natuurlijk niet terug met funeste gevolgen voor de leskwaliteit.
Het Bandjir kanaal is de westgrens van de oude benedenstad.
De bruggen over het kanaal waren door de Nederlanders opgeblazen en de Japanse noodbruggen hetzij nog niet gereed, hetzij nog niet voor burger- verkeer vrijgegeven.
Gelukkig hoeven de Europeanen maar een paar weken op het vliegveld te werken.
Zij moesten de door het KNIL vernielde startbanen repareren, een klus die snel geklaard was.
Tangsi(e): politiekazerne.
Alle Europese politiefunctionarissen waren al direkt gelijk met de Stadswacht geïnterneerd.
Op de Tangsi moesten Europeanen de door de bezetter ingevoerde persoonsbewijzen, reis- en werkvergunningen ophalen.
Iedere in Indië geboren Europeaan werd ongeacht uiterlijk als 'Indo' geregistreerd, een voordeel.
De Indo had naar werd vermoed een kleine kans zijn baan (voorlopig) te behouden.
Achteraf bleek dat alleen te gelden voor degenen die een speciaal 'soerat asal oesoel' konden bemachtigen, d.i. een certificaat dat men een Aziatische voorouder had tot in het vijfde geslacht.
Dit was ook de tijd dat een bewijsbare Zwitserse, Duitse, Zweedse of Zuid-Amerikaanse afkomst waarde- vol werd.
De Duitse mannen in Ned.
Indië waren in 1940 door de Nederlanders geïnterneerd en meest naar Ceylon afgevoerd.
Hun vrouwen en kinderen waren dat niet en Duitse vrouwen die met Nederlan- ders waren getrouwd natuurlijk ook niet.
Distributiekaarten: achteraf bekeken stelde de distributie niets voor door wanorganisatie en gebrekkige administratie.
Dat weet men op dat moment nog niet dus alle Europeanen en Indo's haasten zich om een distributiekaart te bemachtigen.

25 maart 1942

Hildy en ik halen distributiekaarten en fietsen naar mevrouw Buyten.
Hildy gaat door naar de stad.
Na een half uur komt opeens van Hasselt aan.
Hij is de vorige dag van Siloewok gekomen en blijft enkele dagen om zich op de hoogte te stellen van de omstandigheden van de verschillende ondernemingsdames.
Het laatste nieuws moet hij meenemen naar Siloewok.
Natuurlijk moet ik alles weten over Flip's tocht met zijn landwachters.
Van Hasselt vertelt ook zijn eigen avonturen.
Twee dagen geleden heeft Flip geprobeerd me te telefoneren.
Ik hem ook maar interlocaal bellen is niet meer toegestaan.
Daarna vertel ik mijn ervaringen en beloof van Hasselt voor zijn vertrek een brief aan Flip mee te geven.
Vandaag kleren en briefkaart aan tante Do gestuurd.

26 maart 1942

's Morgens vroeg bij mevrouw Ebeling geweest en van Hasselt weer ontmoet.
Weinig over Siloewok gesproken.
Als van Hasselt weg is vertelt mevrouw Ebeling dat mevrouw Buyten een baby verwacht en daarom zo van streek is.

De heer Buyten was zoals vermeld op 19 maart tezamen met de heer Ebeling krijgsgevangen gemaakt.
Bewerker herinnert zich dat hij zes maanden eerder een prachtige Chevrolet had gekocht, een kort genoegen.

27 maart 1942

Naar de benedenstad geweest.
Bij mevrouw van den Bergh langsgegaan.
Weer van Hasselt ontmoet en die mijn brief voor Flip afgegeven.
Hij zal morgen ver-trekken.
's Middags om vijf uur telefoon van mevrouw Buyten dat Parman er is.
Ik vraag hem bij mij boven te laten komen.
Hij heeft een brief van Flip bij zich, de eerste eindelijk.
Parman vertelt over hun tocht.
Flip heeft een beet van een paard gehad maar dat is gelukkig al weer genezen.
Parman blijft twee dagen.
Hij heeft nog een brief bij zich voor mevrouw van den Bergh van haar man.
Ik ben al bezig de fiets die ik voor Flip gekocht heb met bijbetaling in te ruilen voor een betere.
Als ik er gauw een krijg mag Parman hem meenemen naar Siloewok.
Een van deze dagen, welke weet ik niet meer, heeft mevrouw Ebeling opgebeld.
Zij vertelde dat van Duyvendijk haar vanuit Bandoeng getelefoneerd had om te zeggen dat hij veilig was.
Fernande heeft de dag daarop van hem een telefoon gekregen.

Parman is een inheemse klerk van het ondernemingskantoor en lid van de Landwacht Siloewok.
Fernande's man, Ir J.A. van Duyvendijk werd naar Malakka en Thailand afgevoerd.
Hij overleeft de oorlog en zal hoofdadministrateur van Siloewok worden.
Pas na de oorlog werd bekend wat er met krijgsgevange- en en met de in de loop van 1943 gearresteerde Siloewokkers is gebeurd die overigens miraculeus allen de Jappenkampen hebben overleefd.
Zo werden de heren Zeylstra, Buyten, Krijgsman en Broekhuizen via kampen op Java en Malakka naar Japan afgevoerd.
De heren Van den Bergh, Holst, Herfst, Hercules en Vodegel werden ook afgevoerd naar kampen op Java en Sumatra.
De heer Bunders verbleef in kampen in Bandoeng en Tjimahi, de heer van Hasselt van 1943 tot 1945 in kampen bij Semarang.

28 maart 1942

Ik maak een grote mand levensmiddelen voor Flip klaar: broden, krentebroodjes, blikjes, groenten, een stuk vlees van drie pond, katjang idjoe voor soep, aardap-pelen en een koek van pension Zeezicht.

Deze dure heerlijkheden zijn gekocht in de nog geopende Chinese winkels op Bodjong (nu Jl.
Pemoeda) die ook voor de oorlog bij Europeanen populair waren.
De bekendste was (en is) restaurant en taartjeswinkel Toko Oen, een bedrijf met vestigingen in meerdere steden.
Katjang idjoe: spliterwten.

29 maart 1942

Parman vertrekt 's morgens vroeg naar Siloewok per trein.
Hij heeft nog een brief van mij mee.
Een fiets heb ik nog niet.
Die krijg ik 's middags maar de oude kan ik niet inruilen.
Ik moet f.30.- betalen en doe het tenslotte maar omdat hij er heel behoorlijk uitziet.
Ik heb naar Tambi geschreven om een paard met zadel compleet voor me te kopen maar hoor van de familie Holzapfel (mevrouw den Dulk is weer thuis) dat het ongewenst is als Europeaan op te vallen: het is dus beter niet op straat te paard te zitten.

5 april 1942

Pasen.
Hildy heeft de vorige avond tot één uur eieren gekleurd en nu is het een echte feestdag voor de kinderen.
Ze heeft de eieren in de zit- en eetkamer ver-stopt.
Als we juist zitten te ontbijten komt Repie aan.
Heerlijk om weer bericht van Flip te krijgen.
Ik begon al te wanhopen.
Gelukkig heb ik allerlei snoep- en rookgerei klaarliggen om mee te geven.
Repie vertelt dat juist toen Parman thuis kwam en ze bezig waren de lekkernijen uit te pakken er vijf auto's met Japanners kwamen.
Die zijn drie dagen gebleven en hebben alles weer in wanorde gebracht.
Katjongs zwerven door de besaran, de lekkernijen van mevrouw van den Bergh en mij hebben ze opgegeten.
Ik schrijf vlug een brief en geef Repie alles mee.