Uw Indisch verhaal, hoorspel of luisterboek op Internet.

http://www.semarang.nl/verhaal/

Siloewok (Levert-van der Mijll Dekker, Els)

Siloewok

11-18 maart 1943

Flip zit een week in de cel van de gevangenis te Pekalongan omdat hij Hollands en laag-Javaans tegen zijn personeel spreekt.

De Japanse overheid had Maleis - het tegenwoordige Bahasa Indonesia - tot nationale taal verklaard, he- laas spraken op Siloewok de meeste koelies en sommige mandoers alleen Javaans.
Hollanders mogen op het werk alleen Maleis of Japans spreken, ook met elkaar.
Vreemd genoeg bestaat er geen verbod op Engels.
Op Java entameert de overheid Japanse lessen maar het resultaat blijft uiterst bescheiden.
Laag-Javaans: een subtiele nuancering.
Men spreekt volgens de adatregels hoog-Javaans (Kròmò) tegen zijn meerdere die in laag-Javaans (Ngókó) antwoordt.
Javaans is een geheel andere taal dan Maleis of Madoerees.

24 mei 1943

We gaan allemaal samen per trein naar Siloewok en wonen in het paviljoen van de Besaran.

Het gezin Levert is weer compleet.
De treinreis met heel veel barang loopt voorspoedig omdat de mee- en doorreizende Duitse dame met dochtertje een enorm groot gouden hakenkruis draagt, wappert met reisvergunningen en pendafterans en het woord doet in steenkolen-Maleis.
Ook zij zal later in het vrou- wenkamp Tjideng belanden.
Het paviljoen had twee slaapkamers, een badkamer annex toilet en een voorgalerij.
Tante Do werd in de besaran zelf ondergebracht.
Van de besaran werd een andere kamer in gebruik genomen als eetkamer.
De besaran-bijgebouwen (keuken enz.
) deden dienst als altijd terwijl de door Siloewok betaalde bediendes ook bleven.
De kinderen hebben het heerlijk.
Kick kweekt vlinders uit rupsen (Papilio Memnon), jonge wevervogeltjes worden liefderijk opgekweekt en zijn dan tam.
De zeearend loert op jonge kuikens en krijgt ze te pakken: haan en hennen zijn machteloos.
Een 2½ m lange geel-zwarte wurgslang (oeler weling) kruipt Do's slaapkamer binnen, een soort die net als vele andere op Java is uit- geroeid.
Uit de tuin komen mandarijnen en andere vruchten.
De terrier Fox had weer zijn intrek bij de Leverts genomen: helaas werd hij doodgebeten door een Indische cobra (Naja Naja) die tussen de spelende kinderen opdook.
Serum kreeg het hondje niet want dat was voor de mensen bestemd.
Onder tranen werd het dappere dier in de tuin begraven.
Fox is zes jaar oud geworden.

Juni 1943

Flip wordt weggehaald voor gewerenzaak.
Zit een week in de politiecel.
Uit de tuin worden 32 geweren opgegraven.

Het opgraven gebeurde s'middags door koelies in aanwezigheid van politiemannen en tenminste één Japanner.
Behalve de geweren werden ook kisten munitie, helmen en Landwachtuniformen aangetroffen en waarschijnlijk nog een (Lewis-)machinegeweer.
Alles werd met een vrachtauto onder bewaking afgevoerd.
Flip werd naar de gevangenis in Pekalongan weggevoerd in een gesloten personenauto.
Navrant was dat de kinderen tijdens de opgraving met houten geweertjes speelden.
Tot ieders verrassing werd Flip na een week losgelaten maar het muisje kreeg nog een staartje.

Juni 1943

We krijgen een vaste Nipponner, een heer Zaima bij ons inwonen.

De weinige nog werkende cultuurmaatschappijen krijgen alle een Japanse supervisor.
De meeste van deze zoals de heer Zaima wisten van toeten nog blazen en bemoeiden zich nergens mee zolang een ander het werk deed en zij met rust werden gelaten.
Het Japanse militaire bestuur moest roeien met de riemen die er waren en incompetente mensen detacheren.


8 mei 1942 had de Amerikaanse duikboot Grenadier het Japanse schip Taiyo Maru getorpedeerd waardoor enige honderden Japanse specialisten op weg naar Java het leven verloren, vandaar.
De Japanse heer Zaima, ondergebracht in de besaran, at s'avonds soms mee met de familie Levert het- geen een drukkend effect had op de sfeer.
Gezegd moet worden dat het een vriendelijk man was maar hij sprak alleen Japans.
Door schade en schande leerde hij dat de Indische sambal iets anders is dan tomatenketchup: zijn bord heeft hij echter wel leeggegeten.
Zo nu en dan kwamen Japanse officieren op theevisite.
Sommige spraken Engels.
Een gewild tijdverdrijf was het omhakken van jonge boompjes in de besarantuin met één slag van het samoeraizwaard.
Voor de zekerheid werd nooit drank geserveerd.
Het omgaan met Japanners was zenuwslopend.
Als hij riep moest er meteen met 'Hai' worden gerea- geerd.
Men moest dan dadelijk naar de Jap (pardon: Nipponner) toelopen en zeggen 'Watakushi wa mairi masita' (hier ben ik al).
De Nipponwerkers droegen verplicht een witte armband met rode bol en Japanse tekens, de speciale 'workpermit' moest men bij zich hebben.
.
Verder moest er natuurlijk uitge- breid voor elke Nipponner gebogen worden.
Als het goed ging kreeg Zaima de eer, als iets fout liep wachtte de Kempei Tai.
Elke ochtend is er naar Japanse zede voor het stafpersoneel verplicht gymnastiek in het openbaar.
Buiten het erf komen de kinderen niet en Els zo min mogelijk.
School is er niet.
Nieuws uit Semarang komt alleen binnen via de uitgezonden Siloewok-koeriers.
Bekend was dat de Japan- ners kinderen niets aandeden: bewerker herinnert zich eenmaal als dekking voor zijn vader met de trein naar Semarang te zijn meegereisd toen deze de Kanri Koodan moest bezoeken.
Ditmaal was de reis 3e klasse op harde houten banken.
22 juli 1943 wordt Soerabaja gebombardeerd: 60 doden.
Hoera, komen de Amerikanen er aan?

10 augustus 1943

Vóór deze datum moeten we in ons eigen huis geïnterneerd worden.
Van den Bergh en zijn gezin komt er nog bij en van de Gouvernementsonderneming Boearan de familie Oosterman met zoon Kees.

De tuin van de besaran wordt omgeven met een twee meter hoge prikkeldraad omheining met daarin één enkele uitgang tegenover het ondernemingskantoor.
Bij die uitgang komt een politieman te staan.
Flip en de heer van den Bergh mogen de 'compound' dagelijks verlaten voor hun werk, de anderen mogen er niet uit en bezoekers worden niet toegelaten.
De 'huisJap' vindt elders onderdak.
In de compound der- tien personen: de familie Levert (6), de familie van den Bergh (3), de familie Oosterman (3) en tante Do Ravesteyn.
Er mag maar één bediende blijven: een baboe.
De tuinman (kebon) mag eenmaal per week komen werken.
Gelukkig heeft Els tijdig eetwaren en brandstof (houtskool) ingeslagen.
Kranten, telefoon en drukwerk zijn verboden.
Elke Zaterdag paraderen nationalistische Indonesiërs langs de besaran in hun mooiste kleren met kleurige parasols richting ondernemingsarts Soebardjo: zij kijken nieuwsgierig door het prikkeldraad maar zeggen niets.
De Japanse vlag wappert elke dag voor het ondernemingskan- toor en aan de enorm hoge vlaggestok van de besaran.
Eenvoudige bewoners van de ondernemingsdessa's mijden de omgeving.
De meesten hebben geen werk.
Het zwembad is leeg, de tennisbanen vol onkruid.
Verderop langs de ondernemingsstraat staan de onbewoonde en gerampokte employé-woningen, de tuinen verwilderd en overwoekerd, woonoord voor slangen en andere dieren uit de dichtbij gelegen Plèlèn-bossen.

19 augustus 1943

De drie mannen zijn opgeroepen door de Kempei Tai in Pekalongan.
Ze komen niet meer terug.

Wat er precies gebeurd is in de gevangenis en hoe lang het verblijf daar geduurt heeft is bewerker onbekend.
Een lang verblijf in de Japanse gevangenis was voor een westerling bijna altijd dodelijk.
Overdag mocht men elkaar niet spreken.
Men mocht niet liggen maar moest in de cel of een lage bamboe kooi zitten met het gezicht naar de muur en de benen gestrekt of gekruist.
Tijdens verhoren werd men mishandeld, wonden wer- den niet medisch behandeld.
Het voedsel was volkomen onvoldoende.
De verdere toestanden tartten iedere beschrijving.
Hadden sommige bewakers zich niet geleend tot het binnensmokkelen van voedsel en medicij- nen dan had vrijwel geen enkele Europeaan zelfs een kort gevangenisverblijf overleefd.
Zo heeft de heer Oosterman het niet overleefd, de heer Van den Bergh wel hoewel hij later naar de jungle van Midden Sumatra werd afgevoerd om aan de beruchte dodenspoorlijn Pakanbaroe-Moeara te werken.
Flip Levert werd door de Kempei Tai onderhanden genomen en met een kleine groep gevangenen onver- wacht vóór zonsopgang afgevoerd per vrachtauto .
Tot hun verrassing werd de groep niet gefusilleerd maar - als burgers - naar het miltaire 'cycle'kamp te Batavia afgevoerd: doorgangskamp voor transport overzee.
Flip is in dat kamp ondergedoken.
Een vreemde door de Jap aan 'intellectuelen' opgedragen bezigheid was: opgesloten in een kamer gaan 'denken' en dan een opstel in het Engels over de gedachten maken.
Andere intellectuele taken waren het overschrijven van een encyclopedie of het maken van een opstel 'Mijn ervaringen op het slagveld'.
Toevallig had Flip zware dysenterie toen de kampbewoners enige tijd later op transport werden gesteld naar overzee.
De zieken bleven toen achter en werden daarna naar een klein militair kamp te Bandoeng (LOG, Tjihapit) overgebracht waar Flip tot de bevrijding is gebleven.
Het transportschip Junyo Maru met krijgsgevangenen werd september 1944 door de Engelse duikboot Tradewind getorpedeerd: 5000 opvarenden vonden de dood, slechts 1300 overleefden de ramp waaronder maar 680 van de 2200 krijgsgevangenen aan boord.
Weer is Flip de dans ontsprongen.
Zijn etensbakje met ingekrast 'Dum Spiro Spero' (zolang er leven is, is er hoop) is nog in familiebezit.
Nu de mannen weg zijn wordt de situatie op de besaran nijpend: er zijn geen inkomsten.