nader bekeken in 2004.
Voorwoord - Soldaat in Indonesië.
Opgezet als een autobiografie is het een roman geworden. Veel meer ruimte met fictie voor een noodzakelijke context die onmogelijk enige gestalte kan krijgen in de beperkingen van een autobiografie. Allemaal fictie is het niet. Veel is door Krijn en z’n maten zelf beleefd en hier en daar zou iemand zichzelf of een ander kunnen herkennen. Men bedenke echter wel dat bijna alles uit het oorspronkelijke verband is gerukt. Het geheel is een weergave van de verwerking van de indrukken die na een halve eeuw naar boven komen bij de auteur. Alles is geheugenwerk, het huiswerk is slecht gemaakt en aan documentatie raadplegen is nauwelijks wat gedaan, dit om de kritische lezer de wind uit de zeilen te nemen! De helft van de matenclub leeft niet meer en van de oudere mensen die in het boek voorkomen is iedereen al jaren dood. Dit ligt als een loden last op de schrijver.
Een bekwame lezer zal weinig moeite hebben met de fragmenten die een hilarisch hoogtepunt hebben gekregen door de ongeremde fantasie van de schrijver en deze onmiddellijk herkennen, voor lief nemen en zelfs weten te waarderen. Ook de weergaven van dramatische gebeurtenissen komen vaak in de wervelende draaikolken van de zielenroerselen van de auteur terecht: Apocalyps now! En dezelfde bekwame lezer weet ook dat de stoutste fantasie altijd veelvoudig door de werkelijkheid wordt overtroffen. Dus waarom zou de schrijver zich ergens voor inhouden. Zeker niet voor mensen met lange tenen en al helemaal niet voor de fatsoensrakkers.
En als iemand door dit boek verdriet wordt aangedaan, dan wil Krijn zeggen dat hij weet wat het is om te lijden door onterechte daden of woorden van medemensen. Geloof dat Krijn zulke dingen niet wil. Toch, je weet maar nooit.
Verder alle lui die in dezelfde schuit hebben gezeten: lik je littekens en opengehaalde oude wonden en veel sterkte!
2004
voor Corrie †