Vesting Semarang.
Je schrikt je lam, zo is het nog volop dag en nog geen half uur later is het stikdonker, je verdwaalt voor je het weet. Het is overal pikkenacht, hier en daar maar een lichtje. De elektriciteitscentrale draait op een paar noodaggregaten. De geluiden van de tropennacht zijn nergens thuis te brengen en je kan er van alles van maken. Diep in de nacht en als iedereen slaapt onder het netje dat klamboe heet, begint bij de buren een batterij 3inch mortieren aan een storingsvuurtje op een aantal zeer verdachte lieden ergens op een uitgedroogd rijstveld. De kronen in je kaken barsten bijna van de droge keiharde knallen! De wachtcommandant raakt bij het opzoeken van de consignes totaal van slag, kan niks meer vinden en geeft vol alarm en alles in de stellingen. Niemand weet waar de stellingen zijn en of die er wel zijn! Totale ontreddering en complete chaos! Krijn en een paar harde maten beseffen dat er nog geen munitie is uitgedeeld en zien kans om de zooi tot bedaren te krijgen en iedereen slaapt weer verder.
Hoe schoon is het ontwaken in de tropen. Ogen dichtgeplakt en alles vies, vochtig en kleverig in de opstijgende hitte van een dampende en stinkende kustplaats. Tegen de middag draait de wind een beetje en wordt het wat aangenamer. Alleen maar water voor een kattenwasje, scheren en tandenpoetsen. Vanmiddag komt de tankwagen en dan kan de rest gebaddert worden. En als het een beetje meezit worden morgen de kleren misschien wel gewassen door een paar dames uit de kampong. Het is wel even wennen, acclimatiseren noemen ze dat!
Naar de keuken, dapoer in het Maleis. Onder een afdak branden rokende houtvuren onder pikzwarte ketels, waar van alles onduidelijk in ligt te dampen en te pruttelen en vooral te stinken met heel vreemde luchtjes. Als het smaakbouquet net zo iets voor moet stellen als het ingewikkelde geurpatroon dan zal er nog heel wat te ontdekken zijn om tot de nodige définities te kunnen komen. Midden in de zooi zit de dikke korporaal-kok op een krukje al in vrij behoorlijk tangsi maleis zijn personeel, bestaand uit een paar uitgeteerde Timorezen, uit te vloeken. Het zijn afdankertjes van de Knilafdeling in opheffing. Het is hier ook al bekend dat Timorezen voor alles bruikbaar en voor alles in te zetten zijn. Niks is te goor, te gevaarlijk of te vunzig, nooit kraait er een haan naar wat de heren uitspoken. Het culinaire resultaat is er naar. Alle gefoeter en gescheld van de kok helpt niks en de troep uit de zwarte pannen is echt niet te vreten. De soep is getrokken van de kop van een afstandse karbouw. De Timorezen vinden het niet de moeite waard om de hersenen te pureren. Die drijven tussen de andere vellen en drellen. De losgeraakte kiezen en tanden scheppen ze vrolijk samen met plukken haar mee in de pannetjes. Voor de liefhebbers stukken geroosterde netmaag van de herkauwer of andere delen van de ingewanden in gepofte opgeblazen vorm. Alles geserveerd op een bedje van kleffe plakkende rijst. En alle verdere rotzooi, een mengsel van chinese kool en een soort knolraap, is vergeven van de sambal. Om de hongerlijders aan de Indische keuken te laten wennen is er als goed bedoelde uitvlucht ook nog patat van voorgekookte hollandse zetmeelproducten. Net zoiets als de troep aan boord van de schuit met avonturiers maar dan baggervet van de ranzige klapperolie.
De leiding verkeert in opperste staat van opwinding, het is nu er op of er onder. Het onderdeel moet direct beginnen met het opbouwen van een klinkende naam en de eerste activiteit is een stoere mars in de omgeving en grondige verkenning van het patrouille gebied. De waanzinnige platte helmen op, complete webbing en de bajonet op de Lee Enfield en heuveltje op en af door de lange lanen van Oud Tjandi. Grote consternatie bij de Javanen, op weg naar de passar of hun werk, ze weten niet wat ze zien en verstandsverbijstering bij de legeronderdelen die al wat langer bij de baas zijn. Na de mars sluipen de nieuwbakken veroveraars langs de bosjes en zoeken naar de grote onbekende belagers van ‘Orde en Vrede.’ Krijn is blij dat de verzameling krijgers nog geen munitie heeft, de bajonetten van een halve meter lang zijn al levensgevaarlijk genoeg. Bij de Brigadestaf komen de eerste telefoontjes binnen of er op Tjandi wat aan de hand is en de officier van piket gaat zelf kijken.
Het kan nooit beter treffen. Een Majoor, beroeps Knilman en uiteraard voortreffelijk verbaal uitgerust om een stel grasgroene hufters alle onzin uit Wolverhampton en Aldershot voor nu en altijd uit het hoofd te praten. Alle sterrendragers worden in een kwartier gehersenspoeld en uitgenodigd om in het Casino bij een borreltje eens verder hun licht op te komen steken! Hoofdschuddend stapt de man weer in zijn Jeep.
Dank zij de Majoor van het Knil wordt de troep verder met rust gelaten en krijgt iedereen de gelegenheid orde op zaken te stellen. Op iedere kamer zes man en de scheiding der geesten begint zich al af te tekenen! Soort zoek soort, zegt Oma altijd.
Adrie, Durk, Tonny, Leo en Krijn worden maten voor het leven. Ieder hebben ze nog een paar bruikbare vriendjes verderop in de afdeling en de harde kern van de batterij wordt zo een man of twaalf. Het clubje is van een uitzonderlijke pluimage. Stuk voor stuk lui met een paar zware afwijkingen, die elkaar op de meest wonderlijke wijze aanvullen en samen met het aanhangende stel vrienden de dienst op de beslissende momenten in de batterij uit gaan maken. Niks geen rangen en standen, die zijn er alleen maar voor de vorm en de lieve vrede.
De verwaten lui van Aldershot en de rest van de batterij laten het toch maar op de beslissende momenten afweten. Van de sterren en strepen mogen alleen luitenant Charles, de batterij-Opper en een korporaal op de volledige ongeweten steun van de harde jongens rekenen. De luitenant is de enige officier waar de harde maten vertrouwen in hebben! Vanaf het allereerste begin is zijn positie in de afdeling zeer onduidelijk. Maar een beperkt aantal jongens weten dat hij veruit de favoriet is van de Ouwe. Deze zou hem graag zien als de commandant van de ene batterij. Maar hij zit in zijn maag met een ondergeschoven kapitein. Deze man, met de onwaarschijnlijke naam Janelski, is niet helemaal fris tussen de oren en is per ongeluk met de troep op Java terechtgekomen. Al spoedig is de man vermaard om zijn onvoorstelbare grote innamecapaciteit van alle mogelijke spiritualien en het geven van zwemlesjes. Verder weet hij een Jeep met de grootst mogelijke doodsverachting te besturen. Alles onder het smoesje met de helm te zijn geboren. Vaak moet hij laveloos bezopen bij een vriendinnetje worden ingeladen. De chauffeur haalt dan voor het uitvoeren van de missie bij de wachtcommandant een voor Janelski gemaakt gareel op waarmee de dronkaard achter in de bak van het vervoermiddel kan worden vastgelegd. Door de onmogelijke alles ontwrichtende bureaucratie bij Defensie zijn alle bevorderingen nog niet afgekomen en de Ouwe weet nog niet precies waar hij iedereen van de officieren op welk commando moet neer zetten. Bij de eerste batterij is alles al piekfijn afgeregeld. Vanaf het prille begin is het commando toegewezen aan een beroepsmannetje. Een kapitein met een hondenkop, begiftigd met een extra fijne speurneus om de krenten uit de brei van het personeelslijsten te halen. Meneer heeft alles keurig afgeroomd en de beste mannetjes en het complete intellect naar zijn batterij gesleept. Later zal hij grote naam maken als matennaaier.
De Ouwe heeft ook nog kans gezien om de rest van het behoorlijke mensenmateriaal voor zijn Staf in te zetten. Kapitein Janelski wordt Chef van de Staf en Charles de commandant van de D-keus batterij. Voorlopig zal hij nog een poosje op zijn derde ster moeten wachten. De derde ster zal trouwens vaak een heet hangijzer voor hem zijn, gaat zelfs een poosje in de bureaulade van de Ouwe vanwege een uit de hand gelopen batterijfeestje. Maar de kneusjesbatterij zal later over capaciteiten blijken te beschikken die niemand heeft kunnen vermoeden. In deze club komen de maten als door een wonder terecht, of het zo voorbeschikt is. Betere potgrond is voor dit soort van het mensdom niet te vinden. De carrière van Charles zal vele ups en downs kennen, van prachtige acties met de batterij tot misgrepen in het leidinggeven als de zaak uit de hand loopt door het doldrieste gedrag van de mannenbroeders. Zijn einde zal zeer triest zijn.
Een categorie van de dienstplichtige D-keus is wegens een slecht onderstel vrijgesteld van wacht en patrouille diensten en dat geeft veel ergernis onder de lui die er wel voor opdraaien. Na een hele nacht zonder slaap in de stelling terugkomen op een kamer, waar de net wakker geworden kamergenoten luidruchtig en uitgeslapen aan het klaverjassen zijn, zet kwaad bloed bij het leven. Eén van die gasten heeft de liefelijke gewoonte om het acculaadaggregaat met een knallende uitlaat te starten als de nachtdienst net in slaap is gevallen. Een voorstel om het apparaat in de nachtelijke uren te laten draaien wekt de lachlust op. Patrouillediensten en meelopen bij de gevechtsacties is ook te veel voor deze heren en sommigen proberen zelfs van onder de konvooiritten uit te komen. Vreemd, deze ‘drukkers’ hebben de neiging hun heil bij de leiding te zoeken, misschien als tegenwicht voor het buitensluiten door de maten die het vuile werk moeten doen. Ze hebben bijbaantjes zoals voor oppasser spelen en zijn de boodschappenjongens van de heren officieren. Voetballen en volleybal gaat wel geweldig en niemand vindt dat vreemd. Eén van de strompelaars is zelfs de onmisbare spits van het Brigade-elftal, een paar uurtjes op wacht of vijf kilometer stadspatrouille is onmogelijk! Het matennaaien komt meestal uit die kneusjeshoek. Later staat dat soort bij de reünies en de herdenkingen met alle mogelijke soorten blikjes aan een lintje vooraan, klappen voor de Prins met de Peteroliepet en hebben aan de tafels de beste plaatsen, de dikste druiventrossen en de grootste bekken! En ze zijn wel zes keer op kosten van de vreemdste fondsen terug naar het land van hun heldendaden geweest! En fondsen en banen verwerven in de sociale sector is een tweede natuur geworden, overal gaan ze met de pet rond. Ze weten precies waar ze alles kunnen vinden. En vooral de domste mooie lekker ruikende blondjes, dat kan nooit missen! De lui die voor de rotzooi opdraaiden liggen onder de grond of hebben voor altijd de buik vol van alle humbug mannen. Krijn en z’n maten zijn heel veel jaren later bij de eerste de beste reünie al na een uurtje vertrokken en houden af en toe maar een feestje onder elkaar, ver weg van de misselijk makende uitslovers.
De afdeling Veld is een onderdeel van de Tijgerbrigade. Die gaat in de komende jaren, ondanks alles en tegen beter weten in, bekend worden door zijn grote slagkracht bij de twee grote acties en de avonturen met de Siliwangi divisie van de bij vriend en vijand zeer geliefde Generaal Nasution van de Republik Indonesia. Toch nog een paar maanden voor de Brigade om de krachten te meten met een tegenstander van formaat!
Voorlopig zit de Brigade nog opgesloten in de vesting Semarang. Alles bij elkaar misschien een goede tienduizend man en het wordt dringen in de stad. Gebrek aan alles en vooral aan water en ruimte. Geldgebrek is het ergste. Alles is peperduur, het is een meevaller als je niet rookt. De Chinezen kopen graag voor goed geld de sloffen sigaretten. Sommige onderdelen die dicht bij het vuur zitten, zoals de A.A.T. kunnen nog wat rommelen en zo wat bijverdienen. Ze verpatsen spullen of leveren tegen goed geld bescherming of andere diensten aan de Chinese gangsterbendes. Er zijn kantines die een veelvoud aan omzet draaien van de hele soldij van de troep. Ongerekend wat ze in de stad uitgeven en aan de dames besteden. Maar zo gelukkig, gewetenloos en grenzeloos brutaal is niet iedereen.
Omdat er nog steeds geen uitrusting voor de afdeling is wordt het personeel verdeeld over een paar andere onderdelen van de Brigade. Voor Krijn en een paar van z’n maten een pracht van een buitenkans om kennis te maken met de afdeling Veld van het Knil! Ouwe knakkers die alles al hebben meegemaakt en de groentjes wel eens even de oren zullen wassen. Of de oude dagen van Heinz en de andere leermeesters weer opnieuw beleefd worden. Alles recht voor z’n raap en niks geen Aldershot gedoe. De foerier heeft medelijden met de jongens in hun imbecielen kleding en maakt er gelijk maar een stel jungle fighters van. Echte vechtpetjes, camouflage overall en sluipschoenen. En een Godsgeschenk uit Australië: de Owengun. Daar hebben de nakomelingen van de bannelingen en al het andere uitschot van het British Empire kans gezien om een vrij behoorlijk machinepistool te maken. Door gebrek aan goed verenstaal of domme onkunde hebben ze het magazijn er wel bovenop moeten zetten maar dat is nog niet eens zo onhandig als het wel lijkt. Kan niet in de schaduw staan van de Schmeisser, waar Krijn iedere nacht nog van droomt, maar het kan er mee door! Loop je niet meer voor dinges met een Lee Enfield of met het stuk gaspijp genaamd Stengun. Alles zit volop in de lift: aanzien, zelfvertrouwen, moraal en moreel en dat is in de komende tijd hard nodig!
In een heel korte tijd wordt heel veel geleerd. Alle Knil mannen zijn nog echt vooroorlogs en hebben alles meegemaakt wat er maar aan menselijke ellende te bedenken is. Hetzelfde verhaal als in het verre Europa. Hier is het de Japanse furie geweest waar niemand erg in heeft gehad! Smadelijk in de steek gelaten door een lompe Regering, voor jaren verrekken in Japanse krijgsgevangenschap. Zelfs de soldij over die jaren nooit uitbetaald! De helft van de maten dood en zelf ziek, zwak en misselijk. Gelijk weer na de bevrijding in de militaire dienst! En nog is de rotzooi niet voorbij. De vernederingen zullen nog veel groter worden.