Uw Indisch verhaal, hoorspel of luisterboek op Internet.

http://www.semarang.nl/verhaal/

De Egelstelling. (Putten, Krijn van)

Lees voor met webReader

De Egelstelling.

   Al vlug na de Tweede Actie wordt het duidelijk dat de Brigade en trouwens het hele leger in Indonesië zich voor een onmogelijke taak ziet geplaatst. Eén Brigade, al heeft die dan een klinkende naam, is voor een gebied als Midden Java veel te weinig. Het is alleen aan de enorme slagkracht en het fanatisme van de manschappen te danken dat het nog zo ver heeft
kunnen komen. Of is het een zaak van zelfbehoud? Maakt men zichzelf maar wijs dat het allemaal prima en geweldig is. Iedereen laat het mooie mouwschildje van de T-brigade met de kop van de Matjan iedere keer weer door de baboe of de djongos poetsen en op het jasje spelden. Dat geeft een beetje houvast en troost. Hoe bestaat het, een stukje blik met wat emailverf! Je moet toch ergens in geloven. Het is zelfs zo erg dat je bereid en in staat bent om een ander wezen, met een andere mouwbadge, om simpel wat voor reden dan ook, een klap op zijn bek te geven. Zijn er achter de schermen nog van die uitgeslapen gasten, kaliber Joseph Goebbels, die dat allemaal op een linke manier weten te besturen en het domme klootjesvolk in de pas laten lopen? Het zou te mooi zijn, daarom zal het wel dom toeval zijn.

   Wat bezielt deze jongens, een maand varen van huis, onderbetaald, slecht uitgerust, in lompen en met een leiding die nauwelijks deze naam verdient? Niemand van hen  beseft op een gruwelijke wijze te zijn voorgelogen en bedrogen door een stel ploerten, die zich voordoen als brave goedwillende lieden, net als hun nakomelingen de bek vol van ‘normen en waarden,’ het brengen van ‘orde en vrede’, de liederen van de partij zingen of op zondag netjes naar de kerk gaan. Alles in elkaar gezet met leugen, bedrog, valse voorwendselen of vrome praatjes!

   De troepen leven onder zeer onzekere omstandigheden, doorlopend in gevaar, niet alleen de bedreiging van de vijand maar ook die van smerige gore ziekten en ongelukken door het woeste militaire macho verkeer en de slechte wegen. De mentale belasting is groot, velen zoeken troost bij het kleine glaasje en er wordt nog veel meer troost gezocht en gekregen bij de echt wel lieve meiden. Dat helpt nog een beetje. Iedere patrouillegang is een directe aanslag op de gezondheid door de zware inspanning, de kans op uitdroging. Bij gewond raken een eindeloze martelgang voor het bereiken van het hospitaal. Verdrinken in de snel stromende rivieren, doodvallen in een ravijn van een gammele hangbrug. Vaak door allerlei omstandigheden niet voor de avond in het kamp terug kunnen komen en  als je geluk hebt in een lek hutje doornat doodmoe in slaap vallen en een paar uur later verstijfd wakker worden van de alles doortrekkende kou in de bergen. Dagenlang slecht of helemaal niks te vreten. Vaak een stuk suikerriet voor de ergste honger.

   En de vijand is overal en nergens. Onbegrijpelijk dat er nooit grote ongelukken gebeuren. Spannen de mensen van de Siliwangi en de andere onderdelen van de TNI zich dan nooit eens goed in? Kunnen ze niet, of willen ze niet, wat is er eigenlijk aan de hand? Een buitenpost of een wegconvooi eens goed te pakken nemen is toch zo moeilijk niet! Misschien vinden ze het nergens voor nodig, de politiek lost het wel voor ze op. Of ze zijn bang voor de verschrikkelijke wraakacties van de getroffen onderdelen. Als de Hollandse furie losbarst is er geen houden aan.

   De kameraadschap van een paar maten, de bereidheid van je vrienden om het eigen leven voor jou in de waagschaal te stellen. Wie in de kameraadschap faalt is verloren en hoeft nergens meer op te rekenen als de nood aan de man komt! De batterij weet dat het  nu alles of niks is. De jongens zoeken het steeds meer onder elkaar, om er het beste van te maken. Veel is in de afgelopen jaren geleerd, de clubjes zijn naar elkaar toe gegroeid. Ook de minder harde en linke maten weten zich heel behoorlijk te redden. Oude vetes worden bijgelegd en zelfs de lui met een slecht onderstel geven wat van hun ‘rechten’ prijs en willen wel een nachtje in de bunker. Geen leuke tripjes meer de bergen in, nergens kan je nog zwemmen en iedereen heeft wel een paar weken verlof  in een grote stad of een verlofcentrum tegoed. Eerlijk, bij de batterij valt het nog wel mee. Nooit erg lang op dezelfde plaats, maar de infanterie onderdelen hebben het vreselijk zwaar. Daar zijn de verliezen ook het grootst.

   Alles wordt toch zwaarder en moeilijker. De wegen zijn bijna niet meer open te houden. Steeds meer mijnen en trekbommen  en de bruggen worden geregeld gesloopt. De genie heeft er een dagtaak aan om alles weer bij elkaar te zoeken en op te bouwen. Maar die ellende wordt soms opeens ook een stuk minder. Sommige bataljons geloven het wel, ze vegen alleen maar hun eigen straatje schoon, grote acties en zelfs kleine patrouilles zijn verleden tijd. Heel handige bataljonscommandanten zijn er in geslaagd heel subtiel nergens meer last van en mee te hebben. Gewoon de Diponegoro of de Senopati brigade zijn gang laten gaan en niet meer doen dan nodig is. Sommige handige jongens ‘verliezen’ wel eens een paar kistjes 9mm munitie en dat werkt altijd goed. Hebben de heren hun handen vrij om zich met de Darul Islam en de communisten en de loslopende roversbendes bezig te houden, of lekker wat te rotzooien met de chinese gangsterclubs. Soms zijn er gasten die zich niet aan de spelregels kunnen of willen houden. Maar het is niet overal zo, sommige onderdelen hebben het heel zwaar, vooral in de gebieden waar de Darul Islam de overhand heeft. Deze gasten laten zich nergens door afleiden en varen op hun eigen bestek. Af en toe komt de KST met een compie eens flink schoonmaken. Lekker samen met de batterij de dwarsliggers eens  goed de stuipen op het lijf jagen en zoveel mogelijk dooien maken. En daar zijn de heren heel goed in. Hoe harder het een poosje stinkt, hoe rustiger het weer voorlopig zal zijn.

   De sector krijgt nog een heel bijzondere versterking. Een compie van het beroemde KNIL bataljon Gadja Merah, oftewel in het Hollands: de Rode Olifanten. Een grotere zooi ongeregeld heeft er nog nooit op deze planeet  en ver in het zonnestelsel rondgelopen. Het is een mengsel van alle kleuren huid in de Archipel, maar de Ambonezen hebben de overhand. Het merendeel heeft de verschrikkingen in de Japanse kampen ternauwernood overleefd, om over de Bersiap  en andere barre tijden maar te zwijgen. Iedereen is  in het oude Inje geboren en de leiding is ook donker Indo op een paar Hollanders na. Altijd oudgedienden met rooie nekken, los van alle goden en mensen, de zogenaamde ‘Beren.’ Bijna alle leden van de Gadja hebben, zoals het in een goede KNIL compie hoort, het gezin of de vriendinnen bij zich. De hele dag en een groot deel van de nacht wordt er gekookt en gesmookt, gezelligheid alom. Krijn wordt een tijdje met een onduidelijke functie aan de broeders uitgeleend en beleeft daar een paar kostelijke maanden. De sergeant-majoor smeekt hem of zijn zoon van veertien oppasser van Krijn mag worden. De knul moet met alle middelen in zijn dienstijver worden afgeremd, er zijn geen wapenolie en poetsdoeken voor aan te slepen. Het leer van de schoenen wordt bijna doorgepoetst en van de porties eten kan nog een peloton meesmullen.

   Een fenomeen is de compiescommandant. De man is slachtoffer van zijn vraatzucht geworden en kan niet meer lopen. Zijn benen en heupen zijn bezweken onder het enorme gewicht. Vervoer vindt plaats op een soort draagbaar met fietswielen. Hier moet vier man aan te pas komen, bergop en in moeilijk terrein dragen en slepen acht koelies. Soms is het moeilijk als ‘volle dekking’ wordt gegeven. De pens van de man steekt boven alles uit. Kan het niet anders dan gaan er een man of vier boven op hem liggen. Zo wordt de geliefde voorzien van een menselijk kogelvrij vest. De positie van de kapitein is onaantastbaar en hij wordt vereerd als een Godheid. Geloof maar nooit dat de brigadecommandant het in zijn hoofd zal halen om hier in te grijpen. De gezondheid van de man is een zaak van de compie en daar heeft verder niemand zich mee te bemoeien. Een actie van de Gadja’s staat gelijk aan een verschroeiende stroom lava, totale vernietiging van alles wat ze tegen komen: rokende puinhopen en hopen verkoolde lijken. Amen.

   Vaak halen deze mannen gore streken uit met de Javaanse bevolking. De haat tussen de verschillende etnische groepen is heel groot. Geen wonder dat ze allemaal op de boot zijn gestapt toen de zaken in eens anders gingen. Zogenaamd om te vechten voor de vrije Molukken, in werkelijkheid omdat  hun leven onder Sukarno geen cent meer waard zou zijn. Krijn gaat een keer op een patrouille mee. Ze lopen door een voor die tijd welvarende kampong. Voor een kamponghut staat een schitterend mooie Balinese vechthaan in de felle zon met zijn veren te pronken. Hij zit met een poot vast aan een touwtje. De haan is agressief en pikt naar alles wat voorbij komt, zo ook naar een ambonese korporaal. Met een flitsende beweging van de klewang is de haan een kopje kleiner, fladdert nog even heen en weer aan zijn boeien en is natuurlijk vanzelf morsdood.  Het jammerende Javaanse boertje is zijn enig kapitaal kwijt. Hij wordt hard uitgelachen door de Ambonezen. De korporaal wordt ook nog even besmeurd door de doodsstront van de haan. De smurrie maakt hem haast onherkenbaar. Bij een volgende patrouille geeft Krijn wat ingezameld geld voor een nieuwe haan. Later hoort hij dat dezelfde ambonese korporaal met een paar maten op een nacht het boertje heeft vermoord, het mannetje zou gepraat hebben tegen iemand van het binnenlands bestuur. Maar bij zulke vuile streken staat niemand lang stil.

   Voor de viering van Oud en Nieuw doen Adrie en Krijn op algemeen verzoek nog eens de grote truc met het vat benzine van tweehonderd liter. Men neme een extra zware Amerikaanse  drum in de grootste maat, veertig gallon super, vijftien liter van de zwartste afgelopen carterolie en vijftien liter dunne latex van de rubberfabriek. Stir, not shaken! Verdere ingrediënten: twaalf dynamietpatronen, dertig meter supersnel slagkoord, een dubbel garnituur ontstekers,  lonten en strijkers en  twee rollen plakband. Als het er is: tien kilo kruit van de batterij als ze met lading twee hebben geschoten, zakje nummer drie blijft dan voor zulke dingen over. Boven op het vat voor de langzame verbranding, met als resultaat een vuurrode prachtige vlam van dertig meter doorsnee. Alle patronen goed inpakken, liefst in stukken dunwandige pijp, gejat op de oliefabriek. Samen met een paar betrouwbare maten heel secuur werken en ieder risico uitsluiten. Jammer genoeg nooit ergens de hand kunnen leggen op elektrische ontstekingsapparatuur, daarom maar werken volgens het kerstboompricipe. Klokslag twaalf het ultieme gebeuren van de pyromanen op een tjotje  zeshonderd meter buiten het kamp: een geweldige donderslag en een laaiende vuurbol vliegt met rondtollende zwarte rook wervelingen een paar honderd meter de lucht in. Stikt in de eigen energie door gebrek aan zuurstof, zuigt met drie rotklappen weer lucht aan en produceert nog een paar keer een bloedstollende en adembenemende donderslag. Het regent vieze druppeltjes, maar die verdwijnen na een paar wasbeurten wel uit de overhemden van de toeschouwers. Veel heil en zegen in het Nieuwe Jaar!

   Maar er zijn nog twee  pleziertjes meer overgebleven. De kroeg en de meiden. Met het aanboren van geheime fondsen is er nog heel wat te genieten. Ondanks de rotstreek van de diefstal door de MP, zijn er de nodige fondsen om de kantine eens goed op poten te zetten. Een flinke partij jenever van zeer duistere oorsprong vormt een buffer, voldoende voor maanden een borreltje voor een dubbeltje en dat is een meer dan broodnodige hartversterking in bange tijden. De kantinebaas is een prima uitbater, weet heel wat af te rotzooien en af en toe ook nog eens een flinke vreetpartij te organiseren! Dat hij met de meeste centen en de grootste kist met spullen naar huis gaat wordt hem van harte gegund!

    Waar ze vandaan komen weet niemand, maar er zijn opvallend veel flinke en mooie meiden. Volgens Leo, die veel in het Javaans opvangt, zijn het meest kinderen van vermoorde communisten, slachtoffer geworden van de Siliwangi. Vooroefeningen van de schurk Suharto, de latere grote vriend van onze eigen Benno! Na een mislukte greep naar de macht van de zo gevreesde Partei Kommunis Indonesia een paar jaar geleden. De kinderen zijn aan het zwerven geslagen en worden door de Javaanse dessah-gemeenschappen buitengesloten.   De meesten komen uit een stad in de buurt en die is al eeuwen beroemd om de prachtige frisse meiden. Het schijnt dat ze als meisje door moeder of  tantes op een spéciale manier bedwijs gemaakt worden. Allemaal van dat Kraton gedoe, massages met oefeningen voor buikspieren en nog verder naar beneden en ze leren wat ze wel en niet moeten eten en drinken om de geheime delen in een voor mannen aangename hydrologische topconditie te houden. Ze kennen de mooiste kunstjes en zelfs de grootste macho’s kunnen nog wat leren!  Wie een paar losse centen heeft kan makkelijk aan een goede bedmeid komen, ze onderhouden en ergens onder brengen. Sommige jongens met een hokje achteraf hebben de meid iedere nacht bij de hand. Voor velen zal het later in Holland maar behelpen zijn!

   Nog een geschenk uit de hemel. De batterij verleent onderdak aan een echte dokter. Dat komt omdat de batterij op een strategisch belangrijk punt zit en als taak heeft hulp verlenen aan de Limburgers die kilometers ver langs de wegen op allerlei ondernemingen zitten. Hij is eigenlijk hun troep arts.

   En de dokter is van een zeer bijzonder kaliber. Hij heeft aan een beroemde Duitse Universiteit gestudeerd en is daar wonder boven wonder niet voor zijn hele leven verziekt. Helemaal niet. Hij is  een heel bekende gynaecoloog geweest in Brabant. Jammer genoeg is de abortus van een dochter van een collega door een fout van een assistent fataal verkeerd afgelopen en een matennaaier heeft hem de das omgedaan. Voor tien jaar het spécialisme kwijt, twee jaar geen bevoegd arts of voor vier jaar naar de Kon. Landmacht als bataljonsarts.
De dokter is behoorlijk getraumatiseerd door alle ellende en is hevig allergisch voor sterren en balken. Daarom blijft hij zo ver als mogelijk is van de mess vandaan en slaapt in een hokje van het noodhospitaaltje annex poli. In zijn vrije uren drinkt hij met Leo  en Krijn en de andere maten een borreltje en het zijn altijd razend interessante colleges tot diep in de nacht! En alle aandacht voor de meiden. Op eigen kosten een prachtige Amerikaanse uitrusting voor het opsporen van de kwaaltjes en kwalen van Cupido en iedereen heeft er veel plezier van. Van heinde en verre komen de schatten en ze vinden het prachtig om door de Indo annex homo assistent van de dokter op de meest lieve manier van een beetje bloed of intieme vochtigheid te worden ontdaan. Ze kijken mee in de glaasjes onder de microscoop naar eventuele wriemelbeestjes uit hun lieve gaatje! Gaat er toch wat mis en komen Kloris of  Sarina met een probleempje dan doet hij niet moeilijk, maakt zelf het klusje af,  of weet anders wel zo vlug mogelijk een bedje op de Cowboyzaal van het Basishospitaal voor de pechvogel te regelen. De meiden worden netjes opgevangen door de zusters van het Sint Elisabeth hospitaal, alles in het kader van de werken der Liefde en de Barmhartigheid van de heilige Maagd Maria annex Hoedster der Hoeren voor deze gelegenheid!.

   Het Binnenlands Bestuur begint hier wakker te worden. De assistent-Resident van het district is een uitgeslapen mannetje, gaat zich onmisbaar maken en strijkt neer in een huis naast de oliefabriek. Alles wordt direct in stijl ingericht en meneer heeft een uitgebreide Politiemacht meegebracht. Een etnische mengelmoes en de knechtjes pakken de zaken heel grondig aan. Strooptochten in de omgeving leveren genoeg verklikkers en dus vanzelf verdachten op en de verhoren vinden plaats op de waranda. Alles zeer efficiënt, een katrol aan het plafond, voetjes in de strop, handen op de rug en de kop naar beneden. Vlot het niet erg  met de bamboelat  dan drie keer laten vieren en ‘boem’ op de tegels met de kop van de onwillige gladjakker! Verdere attributen: stroomgenerator van de handtelefoon met klemmetjes voor de tepels en andere  gevoelige onderdelen  en het onfeilbare eerbiedige kerstkaarsje voor onder de hielen en de achillespees, Alles zicht- en hoorbaar voor iedereen die wil horen en kan  zien en de werking is zonder meer afdoende préventief te noemen. Ze nemen de batterij een hoop werk uit handen. Niemand hoeft zich meer druk te maken over loslopende gauwdieven en ander gespuis, lekker rustig zo.

   En het kan niet op. Drie dagen konvooi na konvooi uit een zuidelijke haven. De oliefabriek wordt weer aan het draaien gemaakt!

   De nieuwe baas van de oliefabriek is een geschikte kerel. Voldoet helemaal aan de eisen die iedereen aan een oud-Inje man stelt en hij weet de réputatie van zijn soort waar te maken. Zijn stopwoord is: ‘Daar lig je dan met je pik in ’t zand,’ als er wat mis gaat. Dat wordt prompt zijn bijnaam, “Pik in ‘t zand” dus.

   Maar het is wel iedere dag feest op de oliefabriek, alleen maar voor de vriendjes en dat zijn  Charles, de dokter, Leo en Krijn en nog een paar gasten die wel eens ergens handig en voor nodig kunnen zijn. De rest kan de deur van buiten bekijken en hij trekt zich van niemand iets aan. Om de batterij te vriend te houden betaalt de chef iedere vrijdagavond het ‘happy hour’ van zeven tot acht in ‘Het Zuiphol’ en dat mag een paar centen kosten. ‘Pik in ’t zand’ is een intellectueel en zelfs in benevelde toestand voert hij een conversatie die  adembenemend is. De dokter, Charles en Leo zijn in hun element. Krijn kan het door zijn grote belezenheid aardig bijbenen en lust er wel pap van. De baas heeft een paar kisten boeken laten komen en de naslagwerken bieden uitkomst als de meningsverschillen in misverstanden dreigen te ontaarden. Al vlug draait de fabriek zelf stroom en lezen in de nieuwe boekenschat tot diep in de nacht is geen probleem meer. Het kan niet mooier of beter. Maar buiten de poort wordt het met de dag slechter met overal in de omgeving schietpartijen en de ene grote fik na de andere. En alles in het holst van de nacht, dat kan nooit anders.

   Af en toe is er nog wel eens iets dat tot de meest hilarische toestanden kan leiden. De Kon. Club van de Olieboeren en Gifmengers is op een locatie in de buurt neergestreken en begint aan een grootscheepse olieboring. Volgens Leo en nog een paar lui, ze geloven dat ze er zelf ook verstand van hebben, een waanzinnige onderneming. En dat in een vulkanisch gebied, wie kan  zo gek zijn? Maar het schijnt meer met politiek te maken te hebben. De boormeesters komen uit een andere dampkring. Wat een stelletje driftkikkers en heethoofden. Het verbaal geweld is oorverdovend. Op de boorput wordt niets en niemand ontzien. Ze hebben maar één doel: in zo weinig mogelijk tijd zo veel mogelijk boorpijpen de grond in. Het werk is levensgevaarlijk. Rotzooi valt van grote hoogte naar beneden, onderdelen van de installatie, stukken ketting, alles wordt vaak met enorme kracht door de op hoge toeren draaiende boormachine weggeslingerd. Afschuwelijk zijn de gevolgen als een afsluiter het begeeft en boorspecie, gas of olie onder hoge druk overal heen spuit en vaak een arm of been ontvleest. Wonderbaarlijk is de kunde van de bazen op ehbo gebied. Ze weten precies in welke kist het gereedschap zit waarmee beklemmingen, door middel van amputatie en anders maar met ramgeweld, aangepakt moeten worden. Ze hebben nergens de dokter bij nodig, die mag, als het nog de moeite waard is, later de lillende vellen en drellen weer aan elkaar naaien. Geen verwonding is te gruwelijk om niet direct grondig en afdoend te worden afgedaan! Alles zonder het tempo van de exploratie van de put te verstoren.

   Als de boring in een kritieke fase komt en de hele rotzooi op springen staat, durft de opperboormeester de verantwoording niet meer alleen te dragen en laat dat maar liever over aan het Opperwezen! Hij ontmoet de onderaannemers van OLH in het Zuiphol, geeft een  paar rondjes en de al vlug aangeschoten pater belooft voor de vroegmis te zullen zorgen met alle toeters en bellen van de  sacramenten die er in de heilige kist zitten en wie wil kan ter communie om de liederlijk vervuilde geesten voor een poosje op te schonen, om zo netjes voor de Heer te verschijnen als de boel soms eens goed uit de hand loopt! Zo komt ieder aan zijn trekken. Er zijn te weinig Heilige Hosties. Het is wel behelpen, maar met kroepoek van de passar gaat het ook wel! OLH zal en moet tot alle mogelijke zegen worden bewogen, er staat een beetje te veel op het spel! En dat zal voor dag en dauw moeten, de olieboeren beginnen heel vroeg. De Gereformeerde Bonder stelt niks voor, hij doet het afroepen van de Zegen van Boven alleen  maar met zalvende gebedjes. Nee, het grote werk is voor de aalmoezenier, hij maakt er altijd een mooi groots spektakel van met zijn pimpelpaarse soepjurken, mooie lange sjerpen en een kruis van een kilo aan een ketting plus een paar wolken alles verstikkende wierook en met de plenzen heilig water uitgedeeld met een super groot formaat kwast is hij al helemaal niet zuinig. Het lijkt wel een uit de hand gelopen moessonbui. Deze knecht des Heeren rekruteert zijn misdienaars gewoonlijk uit de troep, jammer genoeg geen liefhebbers om zo vroeg uit het mandje te komen. Ze verdommen het om op zo’n onchristelijk vroeg uur, zonder wat te mogen vreten of drinken, de Heer te moeten dienen. Goede raad is duur. Gelukkig zijn er bij de poort altijd zwervende Javaanse weeskinderen en de pater is van plan om eventuele liefhebbers vlug een spoedopleiding tot misdienaar te geven. Zijn colléga maakt hem duidelijk dat hij geen volgelingen van Mohammed in kan zetten bij het zalig gebeuren. De eigen OLH vindt het vast niet leuk om zo stom met heidense kindertjes voor de lazer te worden gehouden. De oplossing is onder nog een paar flinke borrels snel bedacht: vlug een stel oudere, door armoede nog onbesneden jongetjes uitzoeken en ze in hoog tempo van het Heilig Doopsel voorzien. Liefhebbers genoeg en makkelijk met een paar rupies om te kopen. De vroegmis wordt een succes met de misdienaars in spierwitte oversized T-shirts met een heilig kruis in slecht drogende rode menie op de rug, daarna breken moeilijke tijden aan.

    De zwaar orthodoxe Imam van de Islamitische gemeente, tevens hoofd van het koranschooltje is in alle staten en komt bij de pater witheet om verhaal. Hoe haalt de naar  oude klare stinkende Christenhond het in zijn hersens om onder zijn volkje te ronselen! In wilde paniek laat de pater de Islam kenner Leo halen en deze zorgt voor een meesterlijke oplossing. De Ramadan en het Suikerfeest zijn dan wel net voorbij, maar Leo ziet toch nog  kans om een prachtig besnijdenisfeest voor de bedrogen misdienaars annex koranlezers te organiseren. Het gaat wel een paar centen kosten. De Boormeester beseft dat hij de trammelant heeft veroorzaakt en is bereid om voor alles op te draaien. De  uitgeslapen Imam maakt van de gelegenheid gebruik en komt niet met zes maar met twaalf jongens opdraven. Daar doet niemand moeilijk over. De mannetjes gaan allemaal netjes volgens de regels in de nieuwe kleren van de zwarte markt. Ze geven geen kik als de helper van de Imam met een gemeen krom mesje zijn werk doet. Het kleine witte hondje  van de pater krijgt de velletjes toegeworpen, smakt ze heerlijk weg en vindt het jammer als het afgelopen is. Trots lopen de jongens op hun Islamitisch Paasbest uit een Christenfonds door heel de kampong heen, dapper de tranen van pijn wegvegend. Hun van  schrik en pijn behoorlijk gekrompen piemeltje is met een stokje van een ijslolly gespalkt weer op lengte en steekt fier rechtuit onder de sarong. Zo is iedereen weer tevreden, behalve de meiden, de penisnijd is groter dan ooit! Het Suikerfeest krijgt een heerlijk vervolg, er is volop te eten en drinken voor wie wat lust. Als het spul genezen is van de ingreep en als er al een beentje in zit mogen de jongens de eerste keer op kosten van de boormeester naar de kamponghoeren.

   Ondanks de slechte verbindingen en de gevaarlijke konvooiritten komt de leiding van de Nacht und Nebelclub van de Brigade nog een keer bij elkaar in oud Tjandi. Alle vertrouwelingen zijn er en luisteren naar de verslagen van de verschillende bazen. Zorgelijk is de tactiek van de enorme répresaille die toegepast wordt door de KST en overal navolging vindt. Een dode of gewonde bij een incident en soms meer dan honderd mensen, die er niks mee te maken hebben, worden voor de voet neergelegd. Zelfs de dragerkoelies lopen soms gevaar om door de slagers van de KST te worden afgemaakt. De Siliwangi heeft volgens inlichtingen uit die kringen opdracht gekregen om uiterst voorzichtig te werk te gaan om  slachtoffers uit te sparen. Opmerkingen dat het dus wel werkt worden als niet ter zake afgedaan. Een groter probleem en dat speelt al langer, zijn de bataljonscommandanten. Ze hebben de grootste moeite  met de op de rand van muiterij verkerende manschappen. De jongens hebben er schoon genoeg van en zijn alles spuugzat. De verliezen worden met de dag  weer groter en iedereen begint te begrijpen dat ze van alle kanten belazerd worden. Men weet dat opstand in de gelederen geen oplossing is en het is niet echt een gevaar, makkelijk is weer heel wat anders!

    Echt link is het op de weg, trekbommen, Japanse oude tankmijnen en zelfgemaakte levensgevaarlijke rotzooi waar je absoluut met je vingers niet aan kan komen. Domme diepe valkuilen, waar een complete Jeep zo maar in kan rollen. Ieder onderdeel krijgt hier wel een flinke oplazer en ook de batterij wordt niet gespaard.

   Krijn wordt op een morgen uit een vreemde droom wakker, weet even later niet meer wat het is geweest en is een beetje van slag. Toch dat rare onbestemde gevoel weer en het wordt steeds erger. Het hemd blijft maar nattig op de rug plakken en dat is een slecht teken. Na het ontbijtje van een paar roereieren met het clubje de verplichte vijf kilometer konvooiweg controleren. Iedere dag hetzelfde, maar deze keer is alles anders. De batterij heeft twee carriers overgenomen van een bataljon dat opgesplitst is. Adrie kan er al goed mee overweg en samen met Krijn en Durk en korporaal Tonny rijden ze de eerste paar kilometers op kop. Op de tweede carrier kapitein Charles en nog een paar man van de batterij. Charles zwaait dat hij een stuk op kop wil rijden.  Op een brede berm scheurt de tweede carrier voorbij, net als Tonny laat stoppen om een vervelend stukje te prikken. Godverdomme, het wordt even  pikzwart met gele bliksemstralen voor de ogen van Krijn, maar een  seconde later davert  de wereld keihard met alles weer om hem heen. Het brein gaat nog net niet over in het reptielenstadium. Zes schoten in de lucht met de Owen en als Charles omkijkt en Krijn ziet gebaren dat hij moet stoppen wuift hij van: ‘hou je maar koest!’ Twintig meter verder laat hij de carrierchauffeur toch maar stoppen en als de kar nog uitloopt springt hij over het schot heen. Een exploderende zware tankmijn scheurt het voorste trackrad van de carrier en dat slaat het linker been van Charles bij de heup af. De rest van de bemanning komt er vreemd genoeg alleen maar versuft en met wat builen en schrammen vanaf. Gelijk wordt de ellende vanaf een tjotje beschoten. Werk voor Adrie en Durk. Krijn en Tonny slepen Charles in een greppel en proppen een paar seinlappen in het gapende gat. Er is geen redden aan  en roepend om zijn moeder sterft Charles in de armen van zijn maten.

   Weer het oude probleem, de dokter heeft uren nodig om Krijn een beetje tot redelijke gedachten te krijgen. De zelfverwijten zijn niet uit z’n hoofd te praten en ten einde raad drinkt de hele club zich maar, na de begrafenis even voor het donker wordt, onder tafel. Het eerste van de KST neemt de gebruikelijke maatregelen en het stinkt nog dagenlang overal waar het een beetje aangewind is. De KNIL compie is weer voor de zoveelste keer een paar dagen spoorloos!

   Geruchten over politieke gebeurtenissen worden werkelijkheid. De buitenlandse druk wordt steeds groter en er komen regelmatig buitenlandse officieren op bezoek. Het wordt wat rustiger en voor het Nacht und Nebelcommando is er niks meer te doen. Op de Brigadestaf doen ze of het hele circus nooit bestaan heeft en de vergoeding voor de laatst bewezen diensten wordt nooit meer afgerekend. Het gejatte voorraadje brandstof  en smeerolie gaat dan maar naar de Chinezen. Uit pure frustratie zuipt de club zich van de opbrengst lam en klem onder tafel.

   Het is te gek voor woorden, maar het Apparaat in den Haag krijgt door dat het een verloren zaakje is. Jammer voor de Kunnegin, de Prins en de hele zooi meelopers, de droom is uit en het is alleen nog maar de vraag hoe er met zo weinig mogelijk gezichtsverlies van af te komen. De volksmisleiders van Rooms-Rood wringen zich in duizend bochten om elkaar de schuld van het enorme debacle te geven en Jan met de Pet draait weer voor alle ellende op. Niemand heeft er wat van geleerd en de club gaat vrolijk verder met de verhalen over de wederopbouw. Een stel halve garen onder aanvoering van een vent met een kale kop zal in de toekomst er een maakbare wereld van gaan maken. Dat betekent: je allemaal te barste werken, kop dicht en opdraaien voor de sociale lasten van de Sinterklazen. Maar zover is het nog niet!

   De terugtocht gaat beginnen. Iedereen heeft lak aan alle berichten en bekendmakingen. De feiten spreken voor zich, wapenstilstand en de TNI komt voor de dag. Nette onderdelen van de Siliwangi, keurig in alles en ze zijn beleefd en een beetje verlegen. Maar ook uit de klei getrokken Javaanse pummels, een zooi ongeregeld op de blote kakies, voor geen cent te vertrouwen en levensgevaarlijk in de weer met lange Japanse geweren en kapmessen.

   Wilde paniek bij de KST en de KNIL bataljons en nu er nog gelegenheid voor is worden hier en daar vlug wat rekeningen vereffend. Flink wat dooien en behalve de slachtoffers liggen ook de daders op het kerkhof. De mannen met de wijnrode caps en het flitsende insigne met de pajong worden het eerst in hun kamp opgeborgen en goed in de gaten gehouden. Ontwapenen durft nog niemand aan, als ze zich maar koest houden. Grote problemen bij de KNIL. De mannetjes met de mooie emblemen van de Andjing Nica, Gadjah Merah en de Babi Rusak hebben altijd het vuilste en smerigste werk gedaan. Jaren rondzwerven met vrouw en kindertjes van de ene knokpartij naar de andere en zo fanatiek en trouw aan Hare Majesteit als de pest. Niemand weet wat er van die gastjes terecht komt als ze onbeschermd in dit land achterblijven. Ze willen naar hun eilandjes terug en daar zelf de baas spelen. De Hollandse Chefs proberen het met Sukarno later op een akkoordje te gooien, maar die is te snugger om daar in te trappen. Alle Amboneesjes naar het koude lompe Holland, naar de hutjes op de hei en na zestig jaar en drie generaties met veel succes doorfokken nog rotzooi trappen en zaniken om een eigen Republiek! Bij een mislukt avontuur wordt een half peloton nakomelingen door lui met ouderwets mooie, rode, groene en blauwe petjes heel vakkundig in een gekaapte trein aan gort geschoten. Van je oude vrienden moet je het wederzijds maar hebben!

   De maten krijgen het weer druk. De Ouwe is van de Staf overgekomen en speelt voor  Commissaris voor de overdrachten van de buitenposten in de Zuidelijke Sector. Alles moet ongewapend, maar de Bren  en een paar Owens kunnen precies onder de banken van de Beep en anders gaat de majoor maar alleen! De eerste dagen alle buitenposten langs waar de TNI officieren met een paar man komen kijken om de boel over te nemen. Allemaal jongelui, beleefd en vriendelijk, maar dat verandert snel. Als ze een buitenpost overgenomen hebben en op sterkte zijn, worden ze arrogant en erg opdringerig bij een nieuw bezoek  van de Commissaris. Deze keer is Leo er bij. Na drie jaar studeren en dagelijkse praktijk spreekt hij vloeiend hoog en laag Javaans. Hij heeft de manieren geleerd van  en verkeerd in de hoogste kasten en heeft van huis uit een natuurlijk overwicht op mensen. Zijn beslist optreden en een paar woorden zijn voldoende om de handen bij elkaar te brengen en sommigen kunnen maar net de nijging onderdrukken om als een mindere direct te hurken. De Chef is weer eens blij met Leo en het wordt met hem er bij een stuk gemakkelijker. Toch wil het niet goed vlotten met de overnames, de Darul Islam vecht voor z’n hachje. Als de TNI straks overal de handen vrij heeft, gaan ze, net als de communisten een paar jaar geleden, hun ondergang tegemoet. Wordt de TNI in de nacht op een nieuwe post aangevallen door hun rivalen met de lange haren dan nemen ze gelijk de benen en is er weer een klusje voor de Ambonnezen.

   De laatste weken op Midden Java breken aan. Overal afscheid nemen, nog een paar dagen naar Semarang, maar daar is men ook al aan het opbreken. Veel mensen van de burgerij, zoals de notaris durven het aan om te blijven, ondanks de ongewisheid. Dan gaat de batterij op transport, met een tussenstop van een paar weken aan de noordkust door naar Tjimahi!