Mokum in de jungle.
Deel 2.JA, dan ben ik ook nog een morgen met II-7 R.I. de rimboe ingetrokken ....Als u een stel mooie spruiten mee wilt maken en u heimwee hebt naar het Amsterdam van lijn 16 vol mensen en humor, wanneer u op 10.000 mijl afstand de atmosfeer wilt proeven van de drukke Kalverstraat bij avond en de Nieuwendijk, wanneer u de rauwe klank van de manne- stem achter de zuurkraam horen wilt en de baldadigheid van toffe jongens - maar zonder een cent kwaad! .... - ga dan mee met "twee zeuven" en zweet je "te blubber" en hoor ze "kankere" en krijg roet hen de "senuwe", maar gegarandeerd: Mokurn zal voor, u opengaal), ruig en een tikkeltje brutaal en onverschillig, maar met zo'n hart!. ..
Ik kon kiezen tussen twee patrouilles: één, ter sterkte van 'n peloton, en een van een hele compagnie. Bij die pelotonspatrouille was een kansje op wat "variatie", dus liet m'n "moedig" hazenhart zich daar maar voor strikken.
Ik was 's morgens om zeven uur op het bureau van de vierde compagnie en ik ontmoette daar werkelijk 'n bezorgdheid, die me zeer trof. Ze hadden zelfs een pelopperpak voor me klaar gelegd, maar ik had het mijne al aan; ik maakte kennis met alle mogelijke andere pelopper pakken die me meteen te grazen namen; zo van: "Mannen, dit is meneer Hofwijk van "De Maasbode", waarop er een heel stelletjestevige knuisten naar me toegestoken werd: "Ik bin meneer die en die, maor u mag ook gewoon kerperaol segge ...." waarna iedereen vroeg waar m'n wapen was.
Ik beweerde nog nooit iets anders te hebben gehad dan een potlood, zelfs vroeger in Duits- land aan het front niet, maar dat was toch maar "link" meenden ze en ze moesten en zouden vragen of ik iets mocht lenen. Komt sergeant van de Mijle uit de Henri Ronnerstraat 5 terug: "Se segge, as u mot krijg met die poepineejse, moet u d'r maor met uw pet naor gooie!" De Maasbode opgelucht de colonne in, pet alvast op scherp.
Die patrouille had op haar naderingsmars praatjes voor tien. Aan één stuk door huppelden opmerkingen het rijtje af en nadat iedereen even was komen infor-meren, hoelang ik al in Indië was en hoelang ik nog bleef en hoe die staking in Amsterdam geweest was en of Holland nou al aan het "omswaaie was en of ze werkelijk dit jaar nog naar huis gingen en of ik veel sigaretten bij me had - "dan mag meneer nog een beetje blijfe, hé Aori?" - heb ik lopen genieten van een humor, die nog niets geleden had onder de koperen ploert, de dysen- terie, de
malaria, de eentonig zware dienst en het schijnbaar soms wanhoplg doelloze van hun werk. Hoogstens zeiden ze het iets meer "gezouten", maar het was een mooi stelletje knapen!
Niets ontging hun onderweg. Toen we een of andere verlaten kampong doortrokken en rn' n voorman nogal ongelukkig een bamboetwijg in m'n gezicht liet zwiepen, troostte ie me met de opmerking: Maor 't binne beste fistuigies, meester " waaraan hij een heel verhaal over "fisse"vastknoopte.
Ze hadden een echte visclub die " 't Dronken dobbertje" heette en in de haven van Semarang hadden ze al een echt visconcours gehad. Er was één enthousiasteling in die compagnie, die laatst onder hevig vijandelijk vuur plotseling zonder enige aanleiding z'n voorgevel uit de sawah tilde en met het bekende vissersgebaar z n armen uitstak: "Hé, Joh, gistere man, so eentje?"
Achter me: "Prettig hé, die camouflagepakke in de rimboe,nét of je helemaal op je eentje loopt te pionniere ….
Toen we de eerste kampongs door waren, bereikten we een sawah, die er werkelijk reuze onschuldig en prettig uitzag, afgezien van de moordende ochtendhitte, die er in blauwe dampen boven trilde. Een grote vlakte van dor hoog gras met een verre horizon van nieuwe groene kampongranden.
Voor alle zekerheid trok men er in verspreide orde over heen. Oost-sector was altijd een "bruine" hoek geweest en hier en daar klikte al een geweer op scherp. Het beroerdste was echter, dat het een natte sawah bleek te zijn. We sjokten er tot over onze enkels door het water en iedereen werd een beetje zwijgzamer, terwijl het foeteren op de hitte en de natte voeten gedempter werd voortgezet: As die snurrekers van poepineejse met mortiere beginne, sijn we nog nie jaorig …. ik sie ons al in de blubber legge dekke .…"
"Geef niks, jonge, dan gaon we maor met de vrije schoolslag naor fore ...."
Natuurlijk gebeurde er niets: Kopeh-sawah-Kalitjari-sawah-Klampisan-sawah-Telogopatjing ....we bogen toen om naar het Noorden, richting Alastoewo: Geen schot.
Alleen maar zweet en natte voeten en hitte en wachten .... doodstille, verlaten en verwaar- loosde kampongs door, voorzichtig lopend zonder lawaai. ..en maar wachten, het geweer op scherp, in de wetenschap dat ze jou toch veel eerder zagen dan jij hen en dat ze jou dus toch veel eerder op de korrel namen ....
"Zonen van het kikkerland ....wij staan klaar om onze hielen in jullie buiken te trappen schreef de Hisboellah ergens op een muur.
"Fanatiek dat die lui zijn" vertelde luitenant Roering van de Olympiakade 59. "Allemaal mo- hammedanen, die kerels van heilige oorlog met de sikkel en de ster van den profeet. "Laatst werd er hier in de buurt een gebouw van hen omsingeld, dat ze binnen onze demarcatielijn tot een soort kazerne hadden ingericht ....en maar doorvechten! Overgeven? Geen denken aan! Ér zijn er maar een paar levend uitgekomen, practisch geen bewapening en échte armoedzaaiers: wat vel over een magere ribbekast …"
Om kwart over negen, we hadden toen meer dan twee uur gesjouwd, bereikten we het uiterste punt en gingen in een grote boog naar het Zuiden. ....Het liep allemaal zo ongelooflijk vlot en er was zo helemaal niemand te zien, dat iemand onrustig werd en iets over een hinderlaag mompelde.
Van Es uit de van Hogendorpstraat 23, 3 hoog, die onder de zware radioset liep te zwoegen en niet eens meer de moeite nam het zweet van zijn kin te vegen, kreeg opdracht om naar huis te melden: "Eindpunt bereikt; kampong totaaI verlaten ….. keren langs Coolsingel terug ...." "En vraag gelijk maar een plaatje aan, van Es ...."
Van Es wilde weten waarom ik z'n adres had opgeschreven. "Gaat u nou m'n ouwe luitjes opsoeke! Als u 't doen wil graag, éh, en fertel dan maar dat we om de dag de klos sijn en dat het soms bloedlink is ....Lijn twaalf en uitstappe op het Nassauplein ….."
Henk Swart uit de Tolstraat 82 ("ook drie hoog, ken je de benejebure peste, ….") gaf een kort resumé voor de krant:
"Schrijf maar: "we hebbe een klere end gelope, geen swartjoekers gesien, ferder geen bijsonderhede ...."
Toen was de boot aan: Komt Kees Essing uit de Vechtstraat 152 naar me toe om ook com- mentaar te leveren, maar Herm Bonnet uit de van der Giesestraat 34 in Amstelveen was 'rn voor: Komp u ook in Amstelfeen? Wil u dan bij mij thuis vrage of se een bed opsture? ik leg nog steeds op so'n houte stellage ...."
Vooraan liep nog een veel mooiere kerel: die had vanwege z'n prachtig Amsterdams voor radio Semarang de hoofdstad mogen vertegenwoordigen. Hij heette Emiel Pechter en kwam uit de Reitzstraat 27 en van z'n vak was ie "brenschutter" maar beroemder om zn imitatie van. ....Donald Duck.
Laatst, onder behoorlijk vijandelijk vuur - de hele sectie zat 'rn te knijpen - zou Fechter even met z'n bren de situatie redden. Iedereen sakkerde opgewonden, dat ie zo lang wegbleef .... Komt Fechter onder luid Donald Duck-gekwaak, rhythmisch vleugelklappend de kali over- gestoven, zodat ze 'n ogenblik allemaal "de stuipe" kregen van 't lachen.
Of Fechter nog klachten had: "Ja ...bosjes ... ofer de seepost en over "Schortsak" of hoe heet die frijer. ..Hij had nou twee pakketten met de "seepost" gekregen. Die sage d'r uit of se een dag of veertien achter de boot hadden legge aanslepe. En Gortsak werd nog steeds ver- wacht, hoewel ze eigenlijk spijt hadden van d'r goeie geld. Ze hadden er allemaal voor krom gelegen en uithalen zou 't wel niks want als ie niet schreef zoals "de Waarheid" wilde dan werd ie onder z'n dinges getrapt. ….. "En jullie willen 'm seker ook niet, dan, hê Maasbode?"
Wanneer die Fechter gedemobiliseerd wordt, gaat ie eerst "een half jaortje in Santfoort sitte aon 't strand, weet je wel …. en ik neem me dochtertje mee .... die heb ik nog nooit gesien, alleen maor fan de foto. ..Se hep al kennis anders, met dat soontje fan hem daor. .."
Hem daor: "Ja se wil seker in een nette familie komme ...."
Toen we na een kilometer of twaalf rimboe weer op de grote weg uitkwamen, begon er nog een stelletje te zingen ook. "se noemen ons het singende bataljon. .... Oh, jonge, singe! Fan alles, hé ...."
Een lange blonde knaap zong een romantisch duet; ik kon 't zo gauw niet thuis brengen: "Dat? Dat is de Prólogus uit de Paljas .... Asjeblief."….
En meteen begonnen ze vooraan: "Aan de foet fan die ouwe Wester …."
In de verte, links van de hoofdweg, bij het slachthuis, kringden duiven de lucht in. ….. echte duiven, zo van een platje .... Die waren ook nog van de compagnie. …. blauwgroene en staalblauwe en kroppers met een tikkeltje wit in de pennen en weet ik wat voor duiven nog meer …..
Maar ze waren er al even trots op als de mensen op de platjes in Amsterdam-Oost en Zuid .... en oh, deze duiven te mogen zien kringen om de Westertoren, 's morgens vroeg, de dag nog blauwig goud van de optrekkende ochtendmist ....
Verdiend hebben ze 't al.