Verhalen door:

Sluiten Eijgelsheim Eric

Sluiten Geugten J.E. van der

Sluiten Groot, Kees

Sluiten Hofwijk J.W.

Sluiten Indonesië

Sluiten Jonge, Jaap de

Sluiten Kol, van H.

Sluiten Kuin, Herbert

Sluiten Levert-van der Mijll Dekker, Els

Sluiten Melati van Java

Sluiten Nuhoff, Betsie

Sluiten Numans, Mary

Sluiten Pieters, Lody

Sluiten Putten, Krijn van

Sluiten Renesse, Lucie van

Sluiten Tebbenhoff H.

Sluiten Velleman, Luwi

Sluiten Verschuren, Naomi

Hoorspel / Luisterboek

Sluiten Documentaire films

Sluiten Spoorloos

Sluiten Verhalen in Pètjoh

Sluiten Boomsma, Graa

Sluiten Brooshooft. P (Toneel)

Sluiten Daum P.A.

Sluiten Dijk Ko van

Sluiten Hella Haasse

Sluiten Keuls, Hans

Sluiten Louis Couperus

Sluiten Mark Loman

Sluiten Multatuli

Sluiten Olaf J. De Landell

Sluiten Pramoedya Ananta Toer

Sluiten Soer Josephine

Sluiten Székely-Lulofs M.H.

Sluiten x - MP3 Software

Indonesië - Kiding Sunda

Lees voor met webReader

Kiding Sunda.

De valse raadsheer.

Heel lang geleden was er op het eiland Java een koninkrijk, Majapahit, waarvan de roem de verste uithoeken van de Archipel had bereikt. De vorst van dat machtige rijk was de jonge Hayam Wuruk, die zijn vader was opgevolgd, en zijn raadgever was de invloedrijke patih Gajah Madah.

Koning Hayam Wuruk was een goed vorst en hij was geliefd bij al zijn onderdanen. Alle vorsten die onderworpen waren aan het machtige Majapahit kwamen telkens weer om hun eerbied te betonen aan de jonge opperkoning, zelfs degenen die ver van de kraton (het paleis) woonden. Er was niemand in het rijk, die zich er niet in verheugde een onderdaan te zijn van koning Hayam Wuruk. De jonge koning nu was niet alleen een goed vorst, hij was ook nog knap en innemend. Hij was als de god Rama, de god van de liefde; sierlijk en bevallig, en tegelijkertijd krachtig en moedig. Zijn deugden waren talrijk en er viel vrijwel niets op hem aan te merken. Vrijwel niets, want er ontbrak nog één ding aan zijn bestaan...

Het weefgetouw stond gereed, maar zweeg... De bloemen bloeiden en geurden lieflijk, maar de tuinen waren verlaten. De jonge koning had nog steeds geen vrouw. Iedereen maakte zich zorgen over Hayam Wuruk. Hoe moest dat nu, een koning moest toch immers een troonopvolger hebben? Men spande zich tot het uiterste om een bruid te vinden voor de jonge koning, maar geen vrouw was hem goed genoeg. Hij was de machtigste vorst van de Archipel en alleen de schoonste en lieftalligste vrouw ter wereld zou aan zijn zijde kunnen staan.

Men had de beste schilders opgedragen de prinsessen uit alle omringende landen te portretteren en men had hele reeksen portretten van de schoonst denkbare vrouwen aan de jonge koning getoond, maar het mocht niet baten. Zelfs de beeltenis van de bevallige prinses van Madura en de schone prinses van Palembang lieten het hart van Hayam Wuruk onberoerd. Geen van de vrouwen vond hij geschikt om vorstin te worden van het machtige Majapahit. Langzamerhand begon men de moed te verliezen, want het zag er slecht uit. Alle rijken waren bezocht, er was geen plaats die men had overgeslagen. Of toch? Op een goede dag kwam de vorst het gerucht ter ore, dat ergens, heel ver weg, in een onmetelijk rijk en welvarend land een vorst woonde, wiens dochter de schoonste ter wereld moest zijn. De prinses heette Galuh en zij woonde in het rijk Sunda. Niemand had ooit van dat koninkrijk gehoord en niemand wist of het wel bestond, maar de nieuwsgierigheid van de jonge koning was gewekt en de allerbeste schilder werd erop uitgestuurd om een portret van de prinses te maken. De man scheepte in voor een reis overzee en de wind blies in de zeilen tot hij na dagen en dagen het koninkrijk Sunda bereikte. En daar schilderde hij met vaardige hand de koningsdochter, zo goed dat het was alsof zij leefde en zo uit het portret kon stappen. Haar ogen straalden als de gloed van de maan en de sterren aan de nachtzwarte hemel en de diamanten om haar hals schitterden en flonkerden, zodat het leek of ze bewogen bij elke ademhaling van de prinses. Toen zijn werk gereed was keerde hij terug naar Majapahit. Terwijl men in Majapahit gespannen de terugkeer van de schilder afwachtte, arriveerden twee bezoekers bij de kraton. Het waren twee ooms van Hayam Wuruk, de koning van Daha en de koning van Kuripan, die naar Majapahit waren gekomen omdat zij zich zorgen maakten over het almaar uitblijvende huwelijk van hun neef. Hayam Wuruk groette zijn ooms eerbiedig en ontving hen in de kraton, waar zij gingen zitten om de zaak te bespreken. "We maken ons zorgen om je, jongen. Waarom ben je toch zo mager? Ben je ziek? Waarom dwaal je door de tuin en ruik je slechts aan de bloemenpracht, zonder van de honing te genieten? Doe je soms ascese?" sprak de vorst van Kuripan. Hayam Wuruk glimlachte: "Nee, oom. De zaak ligt anders. Ik zoek, maar tot op heden heb ik nog geen geschikte bruid gevonden. Ik heb portretten gezien van de schoonste vrouwen, maar geen van hen, hoe bevallig ook, heeft de waardigheid om als vorstin van dit machtige rijk aan mijn zijde plaats te nemen." De beide ooms knikten. "Als je een geschikte bruid vindt, en moge dat spoedig geschieden, dan heb je mijn zegen," sprak de een, terwijl de ander instemmend knikte.

En Hayam Wuruk begon te vertellen over het portret dat hij nu liet maken van de prinses van Sunda, die naar men zei, de schoonste ter wereld moest zijn. "Nu," sprak de koning van Daha verheugd, "laten we hopen dat het ditmaal zal lukken." De volgende morgen, toen de vorst audiëntie hield, kwam het bericht dat de schilder was teruggekeerd uit Sunda met het portret van de prinses. Men haastte zich om de man voor de vorst te brengen. Hij verscheen met een pakket gewikkeld in gele zijde, de vorstelijke kleur. Toen hij het portret onthulde, riep de koning van Daha onmiddellijk verrukt uit: "Maar jongen, zij is beeldschoon. Je hoeft niet meer te zoeken, dit is je bruid!" Hayam Wuruk keek naar de beeltenis van de prinses en opslag was hij de wereld om hem heen vergeten. Haar ogen waren als de sterren aan de nachtzwarte hemel. Hij dwaalde rond, bedwelmd door zoet geurende bloemen.

De koning van Daha en de koning van Kuripan keken elkaar aan en glimlachten. Niet lang daarna zond de koning een van zijn patih`s, genaamd patih Madu, met een brief naar Sunda, waarin hij vroeg om de hand van de mooie prinses. Met een escorte en talloze kostbare geschenken, waaronder goud, juwelen en kostbare kledij, scheepte de patih in en vertrok met de wind in de zeilen. Zes dagen waren verstreken, toen hij in de haven van Sunda aanlegde en om audiëntie vroeg bij de vorst. De volgende morgen werd de afvaardiging uit Majapahit waardig ontvangen in de kraton van Sunda. Patih Madu overhandigde de brief van koning Hayam Wuruk aan de vorst, die begon te lezen: "Vorst van Sunda, ik vraag u om mijn verzoek te willen aanhoren. De laatste tijd word ik overmand door een gevoel van verlangen. Ja, als een nachtvogel verhing ik naar het schijnsel van de maan. Als een sperwer zweef ik tegen de blauwe hemel en vul de lucht met kreten van verlangen naar de zoete regendruppels aan het einde van de droge tijd. Zo vraag ik u mij uw zegen te geven en mij het juweel van uw kraton te schenken. Ik vraag u om de hand van uw dochter, want ik wil haar tot de koningin aan mijn zijde maken." De koning zweeg en dacht een moment na. Koning Hayam Wuruk, de vorst van het machtige rijk Majapahit, vroeg om de hand van zijn dochter. Hun rijken zouden aan elkaar verbonden worden en hun nageslacht zou machtig en roemrijk zijn. Welk een geluk was hem ten deel gevallen.

Hij sprak: "Is het werkelijk zo dat uw vorst er zozeer naar verlangt mijn dochter tot vrouw te hebben, terwijl hij haar toch nooit heeft ontmoet? Is het niet slechts een gerucht, een vluchtige schim, waaraan hij zijn hart verloren heeft?" "Nee, Heer," sprak de patih, "het is werkelijk zo dat mijn vorst kwijnend van verlangen zijn dagen doorbrengt en niets kan hem genezen, behalve een huwelijk met uw dochter."

Hiermee werd de audiëntie besloten en de vorst trok zich terug om te overleggen met zijn vrouw. Zij gingen naar het vrouwen verblijf, waar de prinses zich bevond en vertelden haar van het aanzoek van de machtigste koning van Java. De koningin was enthousiast en de koning zei: "Lieve kind, we zullen altijd van je blijven houden, al ben je nog zo ver bij ons vandaan. Want een vorst uit een ver land heeft om jouw hand gevraagd. Hij is jong, rijk en machtig en jij zult zijn eerste vrouw worden. Jullie nageslacht zal machtig en roemrijk zijn!" En in geuren en kleuren beschreven de beide ouders de luister van het rijk Majapahit en de knappe, jonge koning, die er regeerde. De prinses luisterde en zweeg, terwijl de glans van haar gelaat verdween, als de gloed van de maan, die verdwijnt achter een wolkensluier. Moest ze nu haar ouders gaan verlaten? Als een bloem, geknakt door een hand die haar plukt, zat ze roerloos te luisteren, terwijl de juwelen om haar hals schitterden bij elke ademtocht.

Toen haar ouders ten slotte waren uitgesproken, vouwde zij haar handen tot een eerbiedige sembah en sprak met zachte stem; "Mijn geëerde vader en moeder, als u het zo wilt, dan zal het zo geschieden." En verheugd liet de koning alles in gereedheid brengen.

De volgende morgen werd het schip van patih Madu rijkelijk voorzien van proviand voor de terugreis. De koning van Sunda ontbood hem en deelde hem mee, dat hij zeer vereerd was en dat hij het verzoek van koning Hayam Wuruk aanvaardde. Hij zou met zijn vrouw en dochter naar Majapahit reizen, alwaar koning Hayam Wuruk de bruidsstoet zou moeten verwelkomen. Hij gaf geen brief mee, want hij zou direct alles in gereedheid laten brengen voor het vertrek. Patih Madu groette de vorst eerbiedig en haastte zich naar zijn schip. De wind blies in de zeilen en Patih Madu spoedde zich met zijn gevolg naar de kraton van Majapahit om het heuglijke nieuws over te brengen.

Ondertussen liet de koning van Sunda alle voorbereidingen treffen voor het vertrek van de bruidsstoet. Dat nam enige tijd in beslag, maar toen dan eindelijk alles gereed was, begaf de vorst zich met zijn vrouw en dochter naar de haven. Bedienden, soldaten en hovelingen begeleidden hen.

Het was overweldigend; er lagen meer dan tweehonderd schepen en elk schip was schitterend versierd met goud en zijde. Tweeduizend prauwen lagen op het strand keurig naast elkaar en het mooist van alle schepen was het schip van de koning. Het was een prachtige jonk, versierd met zijden vaandels en masten van goud. Het was het grootste en mooiste van alle schepen, maar de mensen waren niet blij toen ze het zagen. Waarom had de koning voor een jonk gekozen, terwijl toch iedereen wist dat met zo`n schip een oorlog begonnen was die heel slecht afgelopen was. Maar niemand sprak, uit angst om de koning te beledigen en bovendien was het een heel mooi schip, dat vast veel indruk zou maken. De koning bekeek tevreden zijn vloot, maar toen hij de haven naderde zag hij iets wat hij nog nooit had gezien en wat hem plotseling stil deed staan. De golven waren donkerrood van het bloed. Tientallen kraaien cirkelden krassend boven het water, terwijl ze onophoudelijk bloed spuwden.

De koning was verbijsterd. Was dit echt of slechts zinsbegoocheling? Wat betekende dit? Plots herinnerde hij zich een oude voorspelling; een lid van het Sundaase koningshuis zou een verschrikkelijk lot beschoren zijn. Met angst in zijn hart keek hij naar zijn dochter. Ze zou trouwen met de machtigste vorst van Java. Was dit een slecht teken? Maar hij had zijn woord reeds gegeven, hij kon er niet meer op terugkomen. Maar ach, wie weet, de voorspelling was al zo lang geleden gedaan, misschien had hij iets van zijn kracht verloren. Dus begaf de koning zich naar zijn schip en de koningin en de prinses volgden hem. Kalm zeilde de vloot uit; tweehonderd grote schepen voorde koning en zijn hofhouding voorop, gevolgd door tweeduizend prauwen. En terwijl de gamelan speelde, wierp iedereen, hovelingen, militairen en de hooggeplaatste, rijke burgers, een laatste blik op de kust. Het was alsof zij afscheid namen van hun geliefde land, terwijl de wind blies en de schepen naar het machtige rijk Majapahit voerde.

Ondertussen was patih Madu reeds in Majapahit gearriveerd en hij spoedde zich naar de kraton om de boodschap van de koning van Sunda over te brengen. Koning Hayam Wuruk was juist in gesprek met zijn ooms, de koning van Daha en de koning van Kuripan, toen de komst van patih Madu gemeld werd. "Laat hem binnentreden," sprak Hayam Wuruk en de patih verscheen. Eerbiedig groette hij de vorst en begon te spreken. De jonge koning was verheugd toen hij vernam dat de vorst van Sunda zijn toestemming tot een huwelijk met de prinses had gegeven.

"De vorst van Sunda is op weg hierheen. Hij verwacht u na zijn aankomst in het gastenverblijf. Hij komt persoonlijk zijn dochter brengen, hij is zeer verheugd dat het oude koningshuis van Sunda verbonden zal worden aan het koningshuis van Majapahit," zei patih Madu. Onmiddellijk liet de jonge koning alles in gereedheid brengen voor het grootse bruiloftsfeest. De kraton werd versierd, karbouwen en runderen werden geslacht voor het feestmaal. Afgezanten uit omringende landen brachten geschenken en de havenmeester had het er druk mee, want er leek geen einde te komen aan de stroom met schepen die passagiers en geschenken brachten. Hayam Wuruk en zijn ooms zochten met zorg hun mooiste kaïns (gebatikte doeken) en hun kostbaarste krissen van goud ingelegd met edelstenen.

Tien dagen nadat de vorst Sunda had verlaten arriveerde de vloot in de haven van Bubat, aan de monding van de Brantas-rivier. Het volk bewonderde het grote aantal schitterend versierde schepen uit het verre land Sunda. Zoiets hadden ze nog nooit gezien. Ze raakten niet uitgekeken.

Het hoofd van Bubat haastte zich naar de kraton om de aankomst van de bruiloftsstoet te melden. Nadat hij de vorst eerbiedig had begroet begon hij te vertellen. Het was een enorme vloot, schepen en nog eens schepen, zover het oog reikte en elk schip was prachtig versierd, maar het mooist was de jonk van de koning met masten van goud en vaandels van zijde. De stoet was verder stroomopwaarts aan land gegaan en verbleef in het gastenverblijf van de koning. Onder de bomen wapperden de vaandels in lange rijen. De koning van Sunda werd begeleid door heldhaftige soldaten en beeldschone vrouwen, maar de prinses was de mooiste van allen. Hayam Wuruk was buitengewoon verheugd en liet zich in zijn kostbaarste kledij steken, evenals zijn ooms. Ze zouden zo snel mogelijk de vorstelijke familie uit Sunda tegemoet gaan. Maar er was een man, die zich afzijdig leek te houden en met een verstoord gelaat de bedrijvigheid gadesloeg: Gajah Madah, de rechterhand van de koning.

De mantri`s en bupati`s in de zaal keken naar hem en vroegen zich verwonderd af, waarom patih Gajah Madah niet ingenomen leek te zijn met wat er te gebeuren stond. Was hij het niet eens met dit huwelijk? Niemand sprak een woord, toen Gajah Madah statig naar voren schreed, want de patih was een zeer machtig man. Gajah Madah maakte een sembah voor de vorst en sprak:"Vergeef mij. Majesteit, sta mij toe nu het woord te nemen. Het is niet dat ik tegen uw bevel zal handelen of omdat ik mij niet met u verheug op dit huwelijk, maar ik kan niet langer zwijgen.

Vergeef mij duizendmaal, mijn vorst, maar denk na voordat u vertrekt naar het gastenverblijf om de koning van Sunda te verwelkomen. De wens van deze vorst is niet in overeenstemming met de normale gang van zaken in uw land." "Wat bedoel je daarmee, Gajah Madah?" vroeg Hayam Wuruk. "Vergeef mij. Majesteit, ik begrijp dat uw vreugde groot is, maar ik vraag nog vier of vijf dagen te wachten zodat u er nog eens goed over kunt nadenken. Uw macht en het aanzien van uw koninkrijk zijn hier in het geding. De grootsheid van Majapahit mag niet verbleken. Nu eren alle vorsten u, maar straks. Maar vergeef mij, Majesteit, het zij uw wil." Hayam Wuruk boog het hoofd en zweeg, terwijl hij de woorden van zijn patih overdacht. Misschien had Gajah Madah wel gelijk. Hij was immers de machtigste vorst van Java en die kon niet zomaar afdalen naar een mindere vorst. Maar ja, hij wilde toch zo graag trouwen met de prinses. Och, de prinses, ze was zo mooi en zo geschikt om zijn vrouw te worden. "Zeg mij dan, Gajah Madah, wat is het dat je vreest?" vroeg hij.

"Een vorst zo machtig als u met een rijk zo machtig als Majapahit heeft niets te vrezen, maar voorzichtigheid is geboden in deze kwestie. U kunt onmogelijk zoveel eer bewijzen aan een mindere vorst als de koning van Sunda, die in de verste verte uw gelijke niet is. Vertrouwt u hem echt? Weet u zeker dat hij zichzelf niet zal zien als uw gelijke?" antwoordde Gajah Madah.

Dat was waar, besefte Hayam Wuruk, zijn macht en aanzien mochten niet verbleken. Misschien was het wel verstandiger om het nog even uit te stellen, dan kon hij er nog wat over nadenken. Wie weet wat de koning van Sunda van plan was. Wie dacht hij wel dat hij was, dat hij hem, de vorst van Majapahit, dacht te kunnen ontbieden!

Hayam Wuruk zag af van zijn voornemen om naar het gastenverblijf te gaan en verbood iedereen om ook maar een stap in die richting te doen. De vreugde was verdwenen, men was teleurgesteld, maar niemand sprak een woord, want de wil van de vorst is wet. Al zou dit een dodelijke belediging zijn voor de koning van Sunda.

Ondertussen wachtte de koning van Sunda in het gastenverblijf op de komst van zijn aanstaande schoonzoon. Dag na dag verstreek, maar niemand kwam. Toen vernam hij het gerucht dat de patih Gajah Madah de jonge koning van gedachten had doen veranderen. De vorst zou niet van plan zijn om naar het gastenverblijf te komen. De vorst vond dit een grove belediging en hij stuurde onmiddellijk enkele afgezanten naar het verblijf van Gajah Madah om uit te vinden wat er waar was van dit gerucht. Aangekomen bij het verblijf van de patih traden de afgezanten van de koning ongevraagd naderbij en wachtten enige tijd, want Gajah Madah negeerde zijn gasten, omdat hij onaangenaam verrast was door dit onaangekondigde bezoek. Toen men ten slotte ook tevergeefs toestemming had gevraagd om binnen te treden, liepen de afgezanten ongevraagd naar binnen. Gajah Madah was juist in gesprek met enkele gasten en zijn leraar, toen de vreemdelingen plots voor hem stonden.

Hij keek op en zei: "Aha, daar zijn enkele van onze langverwachte gasten, als ik mij niet vergis. Waarom komt u nu pas? En wat is uw rang, u hebt zich immers nog niet aan mij voorgesteld." Een man uit het Sundase gezelschap nam het woord: "Ik ben patih Anepaken, deze mannen hier zijn de demang van Caho, Tumengung Penghulu Borang en patih Pitar, de patih van prinses Galuh." Gajah Madah glimlachte en zei: Nu, dus u bent allen edellieden en toch kent u geen manieren. U komt hier zomaar onaangekondigd en zonder toestemming binnenlopen. Is dat uw gewoonte?" "U hoeft ons niets te verwijten," sprak patih Anepaken. "Integendeel, ik denk dat u niet weet hoe het hoort, wij hebben lang gewacht op een afvaardiging uit Majapahit, maar vergeefs en daarom ben ik nu gekomen want wij hebben een gerucht vernomen omtrent u." En hij voegde eraan toe dat er nu wel spoedig een stoet uit Majapahit moest komen, want de vorst van Sunda wilde de zaak zo spoedig mogelijk regelen. Patih Gajah Madah glimlachte fijntjes en zei: "Nu is het mij duidelijk dat u in het geheel niet weet hoe het hoort. Of wist u nog niet dat alle vorsten hun eer komen bewijzen aan koning Hayam Wuruk? En wist u niet dat zij hem de kostbaarste geschenken aanbieden om gunsten te verwerven? Ik raad u aan net zo te handelen en het kostbaarste wat uw koning bezit, de schone prinses, aan mijn vorst aan te bieden."

De afgezanten waren woedend, hun koning was nog nooit zo beledigd. De koning van Sunda was de afstammeling van een lange reeks vorsten en het koninkrijk Sunda was niet onderworpen aan Majapahit, want er was nooit een oorlog tegen dat rijk verloren. "Gajah Madah, u bent hoogmoedig en slecht, want u vergeldt goed met kwaad! Onze vorst is hier gekomen met goede bedoelingen en u schept er behagen in om hem te beledigen!" riepen ze uit. Gajah Madah trilde van woede en zag rood tot achter zijn oren: "Ik laat het aan uw vorst over. Hij kan doen zoals mijn vorst het wil en zo niet, dan zult u uw legers in gereedheid moeten brengen voor de strijd!"

"Wij zijn in het geheel niet bang voor u," spraken de afgezanten uit Sunda kalm en ze maakten aanstalten om te vertrekken. Trillend stond Gajah Madah op en riep met luide stem de troepen op om zich in gereedheid te brengen voor het afslachten van de Sundanen.

Zijn oude leraar, Pandita Asmaranatha, maande hem tot kalmte: "Mijn zoon, het is niet goed wanneer men zijn driften volgt, want wie van haat vervuld is, zal zijn straf niet ontlopen!" En hij verzocht de gasten om zich niet gekwetst te voelen. Was het ook niet zo dat de vorst van Sunda alleen maar was gekomen om zich aan zijn woord te houden? Maar zijn oproep was vergeefse moeite, de patihs konden het niet eens worden. De afgezanten keerden terug naar de koning van Sunda.

Toen deze het nieuws vernam, was hij verwonderd. Waarom koesterde men achterdocht jegens hem? Maar toen zijn afgezanten hem vertelden dat patih Gajah Madah had voorgesteld om de prinses als geschenk aan de vorst aan te bieden, werd de koning van Sunda woedend. Zijn dochter een adellijke slavin? Nooit van zijn levensdagen! Hij voelde zich bedrogen en was diep teleurgesteld. Waarom hield de koning van Majapahit zich niet aan zijn woord? Nu moest hij, als onafhankelijk vorst, de eer van zijn koningshuis verdedigen, dat was hij verplicht. Zijn hovelingen sloten zich bij hem aan, want ook zij waren bereid om voor de eer van hun vorst te sterven. Terwijl de legers in staat van paraatheid werden gebracht, lichtte de koning zijn vrouw en dochter in over de afschuwelijke wending die deze zaak had genomen. Hij smeekte hen om onmiddellijk terug te keren naar Sunda: "Ik moet mijn plicht vervullen, maar ik wil dat jullie in veiligheid zijn. Mijn lieve vrouw, vrees niet. Het is een zware beproeving en misschien zullen wij elkaar niet weerzien. Beloof mij, mijn lief, om goed voor mijn dochter te zorgen. Ga naar het schip, morgen moet je vertrekken." Maar de koningin weigerde, met tranen in de ogen. Als vrouw van een strijder was zij verplicht om haar man in de dood te volgen. Zelfs als hij in de strijd zou moeten sterven, mocht zij niet van zijn zijde wijken.

De prinses begon zacht te spreken: "Mijn vader en moeder, die ik liefheb, ik zal u niet verlaten. Bestaat er in de wereld een zonde, die zwaarder is dan deze? Hoe kan een kind zijn ouders verlaten in het moeilijkste uur? Deze strijd wordt om mijnentwille gevoerd en daarom zal ik u niet kunnen verlaten." Diep ontroerd boog de koning van Sunda het hoofd. De dag brak aan en het was een dag anders dan andere dagen, want dit was de dag van de strijd. Het leger van Sunda was klein, maar de soldaten waren moedig en vastbesloten. Goud, metaal en edelstenen glinsterden in het zonlicht. En zij bewogen zich voort met de vastberadenheid van strijders, die trouw zijn aan hun vorst.

Het leger van Majapahit was groot. Zover het oog reikte zag je soldaten met pieken en schilden die schitterden in het licht van de zon. Na de soldaten kwamen de prachtig uitgedoste mannen van hogere rangen en op enige afstand kwamen de hovelingen. Patih Gajah Madah was gehuld in schitterende kledij en droeg zijn gouden kris, waarvan de schede was bezet met diamanten, die flonkerden in het zonlicht. Koning Hayam Wuruk werd begeleid door zijn twee ooms en hij was een god gelijk, sierlijk en krachtig. Toen de legers elkaar ontmoetten, barstte er een donderend geweld los van kletterende zwaarden en pieken. Mannen die werden doorstoken schreeuwden van pijn en het bloed vloeide rijkelijk tot de grond ermee verzadigd was. Eenheid na eenheid trok tegen elkaar op, soldaten vluchtten, joegen elkaar op, en in hun angst trapten zij op gewonden en doden, die weerloos op de grond lagen.

In een vreselijk gevecht ontmoetten patih Anepaken en Gajah Madah elkaar. Gajah Madah vocht verbeten en hij was sterker, maar patih Anepaken weerde zich moedig tot het eind.

De koning van Sunda was in een gevecht gewikkeld met de ooms van Hayam Wuruk. Zijn mannen vochten als leeuwen maar waren aan de verliezende hand en toen de koning van Sunda sneuvelde, waren de weinigen die nog overeind stonden radeloos. Hun vorst was dood! Patih Pitar lag tussen de gesneuvelden en de gewonden, want ook hij was gewond geraakt, maar hij had zich weten te redden door zich dood te houden. Hij besefte dat de oorlog verloren was en krabbelde moeizaam overeind. Bedroefd om het verlies van zijn geliefde vorst begaf hij zich naar de legeraanvoerder van Majapahit om de nederlaag officieel te erkennen. Sunda was onderworpen. Hij kreeg toestemming om de koningin en de prinses de vreselijke afloop van de strijd mee te delen en hij begaf zich naar het gastenverblijf, waar de vrouwen bijeen zaten. De koningin was diep bedroefd, maar zij behield haar waardigheid. Toen patih Pitar haar smeekte om met de prinses onmiddellijk terug te keren naar Sunda, weigerde ze. Ze wist wat haar te doen stond. En ook de prinses wilde niet teruggaan. De vrouwen maakten zich gereed om naar het slagveld te gaan om daar een eind te maken aan hun leven. De koningin zat bij de prinses, die treurde om de dood van haarvader. "Mijn lieve moeder, het is tijd," zei ze met zachte stem en de koningin knikte. "Mijn lieve kind, luister, als jij straks meegaat naar het slagveld, zullen ze misschien proberen te verhinderen dat je je vader volgt en je tot een adellijke slavin te maken. Het is beter dat je mij voorgaat. Vraag je vader op mij te wachten." De prinses gehoorzaamde. Ze maakte zich gereed, stilzwijgend en met haar zijden lokken los over haar schouders. Ze nam de kris uit de schede en hief het wapen op voor haar borst. Het was doodstil en de ogen van de prinses flonkerden diepzwart. Een moment later doofden sterren en maan aan de hemel en zeeg de schone prinses neer... De vrouwen van de koning en hovelingen gingen naar het slagveld en zochten de lijken van hun overleden echtgenoten op. Het slagveld was overdekt met lichamen in een zee van bloed. Iedereen die het zag huiverde. De vrouwen schreden moedig voort, zoekend naar hun echtgenoten en hielden stil als zij hen gevonden hadden. De koningin stond bij het lichaam van haar man en vouwde haar handen tot een eerbiedige sembah en prevelde enkele woorden tot hem. En terwijl ze sprak nam ze de kris uit de schede. Haar haren hingen los over haar schouders. Ze zweeg en hief de kris op. Toen dreef zij de kris in haar borst en zeeg levenloos neer over het lichaam van haar man. De tweede vrouw van de koning doorstak zich na haar en ten slotte volgden alle andere vrouwen. Hayam Wuruk zocht. Hij zocht op het slagveld naar de prinses. Waar lag haar lichaam? En terwijl hij zocht tussen de doden dacht hij na over de gebeurtenissen. Het had zo mooi moeten worden... Hij dacht aan zijn bruid. Hoe lang had hij niet naar haar moeten zoeken? En hoe blij was hij geweest toen hij haar eindelijk had gevonden! Maar nu, nu was hij haar kwijt, Hij voelde een steek in zijn hart. Had hij maar nooit geluisterd! En hij zocht verder tot hij in elke uithoek van het slagveld geweest was, maar de prinses vond hij niet.

Als ze hier niet was, dan zou ze misschien nog leven. Hij haastte zich zo snel hij kon naar het gastenverblijf. Hij zou haar toch nog tot zijn vrouw kunnen maken! Hij trad binnen en zocht alle vertrekken af. En toen zag hij haar.

Tranen welden op in zijn ogen. Wat was ze mooi, zijn Ratih... Ze was nog mooier dan het portret waaraan hij zijn hart verloren had. En hij dwaalde wederom door tuinen vol met bloemen en werd bedwelmd door zoete geuren. Maar toen drong de geur van bloed tot hem door en toen hij nog eens naar de prinses keek zag hij dat de maan en de sterren hun licht hadden verloren. Er was niets dan een nachtzwarte hemel waarin hij staarde.

De daaropvolgende periode werd beheerst door de drukte rond de crematieplechtigheden voor de vele doden, maar toen dat alles voorbij was en de rust was weergekeerd zat de jonge koning op zijn troon, gekweld door de vreselijkste gedachten. Hij at niet meer, lachte niet meer, en sprak nog nauwelijks. Zijn ooms maakten zich zorgen om hem, maar hun neef had nog maar één wens. Hij wilde niets liever dan spoedig sterven om de prinses te volgen en voor eeuwig bij haar te kunnen zijn. En hoe iedereen zich ook inspande om het hem naar de zin te maken, de jonge koning had zijn levensvreugde verloren. Niet lang daarna stierf hij. De koning van Daha en de koning van Kuripan verlieten Majapahit en hun verdrietige herinneringen.

Ja, ze zijn er nog achter gekomen dat patih Gajah Madah de aanstichter was van het kwaad en ze hebben alles in het werk gesteld om hem te straffen. Het verblijf van de patih werd omsingeld en geen mens kon er ongezien in of uit, maar toen ze binnenkwamen was er niemand te bekennen. Waar de patih was? Naar men zegt was hij een incarnatie van de god Wishnu en is hij teruggekeerd naar het hemelrijk. In ieder geval heeft niemand hem ooit nog gezien...

-------------------- EINDE --------------------



Creatie datum : 03/09/2008 @ 14:44
Laatste wijziging : 13/11/2010 @ 08:37
Categorie : Indonesië
Pagina gelezen 10469 keren


Print preview Print preview     Print deze pagina Print deze pagina

Reacties op dit verhaal


Er heeft nog niemand gereageerd.


Share
Zoeken




Bezoekers 01-01-2008

 1277391 Bezoekers

 5 Bezoekers online

TopArtikelen
^ Boven ^