Uw Indisch verhaal, hoorspel of luisterboek op Internet.
http://www.semarang.nl/verhaal/
Gouden handdruk 9 (Verschuren, Naomi)
Ook wisten de mannen niet hoever de spoorweg klaar was waaraan zij zo lange tijd hadden gewerkt en waarlangs zovele duizenden medegevangenen lagen begraven.
Naarmate de tijd verstreek werd de toestand onder de gevangenen steeds slechter. Naast de ziekten, uitputting en honger waren er nu ook luizen; luizen op het hoofd en in de baard, witte luizen onder hun schamele kleding en wandluizen in de huisvesting. Gedurende heel deze gruwelijke tijd had Kees maar één gedachte: "Overleven en weer heelhuids in Zeeuwsch- Vlaanderen terugkomen".
Naar Japan
Het verblijf in Birma werd toch nog zeer onverwacht beëindigd. Er werden oude Engelse legeruniformen uitgereikt en de gevangenen gingen terug naar de haven van Singapore waar ze in het ruim van het oude Franse stoomschip Arami werden geladen. Te zamen met een tanker, enkele vrachtschepen en twee torpedojagers voer men weg in oostelijke richting. Onderweg bestond de kost uit scheepsbeschuit en water en leefde men in voortdurende angst om getorpedeerd te worden door de geallieerde zeestrijdkrachten. Iedereen was opgelucht toen men na 10 dagen en nachten varen in Japan aankwam en in een grote baai naast een grote vloot van Japanse oorlogsbodems afmeerde.
De eerste de beste nacht dat men daar voor anker lag was het echter met hun opluchting snel gedaan. Direkt nadat het geluid van naderende vliegtuigen werd gehoord sloten de bewakers de luiken van het ruim waarin de gevangenen verbleven. Verkenners van de naderende geallieerde luchtmacht wierpen lichtfakkels aan parachutes af die de gehele baai in een helder licht zette. Hierna barstte een inferno van vuur en explosies om hen heen los. De geallieerde luchtvloot denderde in grote formaties, laag vliegend op de voor anker liggende Japanse vloot af en lieten hun bommen vallen op en tussen de Japanse schepen waar ze met donderend geweld explodeerden en de scheepswand van het ruim waarin Kees zat deed buigen en scheuren.
Tussen de explosies van de vallende bommen mengde zich het vuur van luchtafweer, kustbatterijen en scheepsbewapening. Iedereen was ervan overtuigd dat hun laatste ogenblik nu dan toch wel was aangebroken; vooral ook omdat men, indien het schip zou zinken, er niet in zou slagen om de gesloten scheepsluiken van binnenuit te openen en de gehele groep gevangenen ter plekke zou verdrinken.
Wouter, een Rotterdamse bink die zich ook in de hel van Birma had gedragen als iemand die zich van God noch gebod iets aantrok en die een woordenschat bezat die voornamelijk uit vloeken en gemene taal bestond, diezelfde Wouter lag nu vertwijfeld op de vloer te bidden. Bijna drie kwartier duurde de aanval en telkens als de krijgsgevangenen dachten dat het bombardement was afgelopen doken er weer nieuwe golven vliegtuigen op om hun dodelijke last boven de al brandende vloot te laten vallen.
Ravage
Toen de mannen ’s morgens van boord moesten keek Kees uit over de grote ravage die de geallieerde bommen in de baai hadden aangericht. Gezonken schepen waarvan alleen nog
een mast of een schoorsteen boven het water uitstak, gekapseisde- en ondersteboven liggende boten en nog drijvende zwart geblakerde wrakken van waaruit nog een dikke donkere rook opsteeg. En in deze hele ravage van verwrongen staal lagen slechts twee schepen schijnbaar onbeschadigd; een kleine kustvaarder en de Arami waarop Kees zich bevond. Het gevoel weer heelhuids door het oog van de naald te zijn gekropen luchtte hem op en deed hem glimlachen, Een Japanse bewaker die dit zag interpreteerde de glimlach verkeerd en de daverende klap met het geweer die hij Kees daarop toediende deed Kees het lachen voorlopig vergeten.
Per trein werden de mannen vervolgens naar een krijgsgevangenkamp vervoerd waar ook Amerikaanse en Britse soldaten verbleven. Hier werd het Kees duidelijk dat men zich op Kiusju bevond, één der zuidelijkste eilanden van Japan.