Uw Indisch verhaal, hoorspel of luisterboek op Internet.

http://www.semarang.nl/verhaal/

De vlucht 1 (Levert-van der Mijll Dekker, Els)

De vlucht - deel 1

21 februari 1942
's Avonds laat Landwacht geconsigneerd.

Alle kinderen Levert waren thuis want al december 1941 werden de Europese scholen in Semarang gesloten.
De gemotoriseerde en licht bewapende landwacht-detachementen, merendeels bestaande uit inheemsen - elke onderneming van formaat had er een moeten vormen - ressorteerden onder het militaire gezag en waren oorspronkelijk bedoeld voor ordehandhaving en verdediging van het eigen distrikt.
Dit laatste idee was ver- loren gegaan: de legerleiding beschouwde hen als legeronderdelen die ook elders ingezet konden worden.
Een grote vergissing want de eenvoudige inheemse Landwachters geraakten in vreemde omgeving in paniek en deserteerden op grote schaal.
Hun gevechtswaarde was nihil en tijdens de korte strijd om Java werden de meeste inheemse Landwachters voorzorgshalve door hun eigen kader ontwapend en naar huis gezonden.
Het Siloewok-detachment vormde een gunstige uitzondering en kende maar één deserteur.

22 februari 1942

Haastig koffers pakken en gereed voor vertrek.

23 februari 1942

's Morgens om ca. 8 à 9 uur vertrek naar Kendal. Mevr. van Duyvendijk met 2 kinderen en Marie, Mevr. van den Bergh met Robbie in één auto. Tante Do, ik en de kinderen in eigen auto. Mevr. Rompis met 3 kinderen in de vrachtauto.
In Kendal hebben we dagen werk om het evacuatiehuis op orde te krijgen.

Kendal is een armelijk stadje langs de Grote Postweg in de broeiend warme, dicht bevolkte laagvlakte aan de Noordkust van Midden-Java, ca. 35 km van de residentiehoofdstad Semarang gelegen.
De Grote Postweg - ter plaatse een geasfalteerde driebaansweg - liep dwars door de Chinese wijk en was in Kendal een winkelstraat.
Het evacuatiehuis was een oude Europese woning zonder telefoon, 200 m van de Grote Postweg gelegen aan een doodlopende zijstraat midden tussen de Chinese toko's.
Net als op Siloewok moet er gekookt worden op houtskool.
De tuin - meer een afvalberg - was relatief klein en omzoomd door een hoge paggar (heg) tegen nieuwsgierige blikken.
Waarom naar Kendal?
Omdat het een bestuurscentrum was met kantoren van de regent en een kazerne van de onder Europese leiding staande veldpolitie.
Tevens lag Kendal aan de Postweg.
Er was een spoorstation en een busstation. Bovendien lag Kendal niet te ver van Siloewok. Maar helaas...

Het evacuatiehuis werd betrokken door de dagboekschrijfster Els Levert met vier kinderen, haar bejaarde tante Do Ravesteyn-van der Mijll Dekker, Fernande van Duyvendijk met twee kinderen en kinderjuffrouw Marie, mevrouw van den Bergh met een kind en mevrouw Rompis met drie kinderen.
Tevens komen uit Siloewok mee de inheemse djongos Marto, de baboe Ngamen en de tuinman Gresik.
Waarom de Menadonese mevrouw Rompis met haar kinderen is meegekomen is eigenlijk onduidelijk. Mevrouw Remy ging ook naar Kendal maar trok daar met drie kinderen bij haar vader in.
De heren Rompis en Remy waren beide zoals vermeld bij de Siloewok-Landwacht ingedeeld.

In dit dagboek is steeds sprake van 'mijnheren' en 'mevrouwen' omdat het toendertijd gewoonte was alleen intieme vrienden met je en jij en de voornaam aan te spreken.

Bovenvermelde 'eigen auto' was een 1940 US-Ford V-8 2-deurs convertible, alreeds met electrische kap, die korte tijd later door Flip volgens militair voorschrift vernietigd zal worden.
Els had een rijbewijs, in 1940 in Pekalongan verkregen.
De auto's gingen retour naar Siloewok.
In Kendal beschikten de dames dus niet over een auto.
Na de oorlog moest Els in Nederland opnieuw rijexamen afleggen.

28 februari 1942

De laatste dagen ben ik enkele malen op Siloewok geweest.
Vandaag met de vier kinderen.
De schoolauto krijgt C-nummer en is pas 's avonds laat terug.
C-num-mer betekent dat men zijn auto mag gebruiken met regeringstoestemming.
Radio zegt dat er tot 1 uur 's morgens geen landingen hebben plaats gehad.
Wat gaat er gebeuren?

In de nacht van 27-28 februari was richting Javazee gebulder te horen en waren lichtflitsen te zien.
Deze zijn afkomstig geweest van de slag op de Javazee waar Doorman's eskader ten onder ging.
Nu kon niets de Japanse invasie meer tegenhouden.

1 maart 1942

Zondag. Radio zegt dat Jappen op drie punten geland zijn: N.W.Bantam, ten Westen van Indramajoe en ten Oosten van Rembang.
Om 7.45 telefoneer ik met Flip. Niets bijzonders nog op Siloewok.
Om 12 uur bezoek van de Assistent-Resident en de Regent die ons aanraden Kendal alsnog zo spoedig mogelijk te verlaten. Reden: Jappen zouden kuststrook bezetten en daarmee de eerste tijd tevreden zijn - om later pas naar binnenland te ageren.
Wij zouden het dan kun-nen uitzingen tot nieuwe versterkingen komen.
Op mijn vraag of Assistent-Res. wegtrekt in geval van Japanse bezetting antwoordt de Kuyper: 'Tot nu toe zijn mijn instrukties dat ik blijven moet, maar die instrukties kunnen ieder ogenblik veranderen en dan ga ik ook weg.'

Landingen: Bij Indramajoe en Rembang (Oost-Java) kwam een Japans leger van 24.000 man aan land.
In Bantam op West-Java landden nog eens 24.000 man, de totale invasiemacht telde dus 48.000 man.
Een regent (Boepattih) op Java was een door het gouvernement benoemde inheemse bestuurder, als regel uit de inheemse adel.
Een aantal regentschappen vormde een residentie, zeg maar provincie, die door een Hollandse resident werd bestuurd.
Op Java was de Europese assistent-resident een 'oudere broer' van de regent, een Europese controleur de 'oudere broer' van de daaronder ressorterende inheemse wedonoh's waaraan de loerah's of dorpsoudsten onderhorig waren. Regenten en wedonoh's hadden een zware opleiding in bestuurskunde achter de rug en spraken als regel vloeiend Nederlands.
Bij het Binnenlands Bestuur waren dus weinig Europeanen betrokken wat als voordeel had dat de organisatie tijdens de bezetting op Java en de latere Repoeblik Indonesia redelijk heeft kunnen doorfunctioneren.
De raad om te vertrekken was volkomen juist, maar: hoe vertrekken, waarheen, langs welke route?
Naar Semarang (35 km) lag voor de hand ware het niet dat bruggen waren opgeblazen, het KNIL de stad had ontruimd en men de oprukkende Japanners tegemoet zou lopen.
Geen van de vrouwen is bewapend.

Vernielingen langs de hele Noord zijn uitgevoerd.
De benzinepompen zijn on-bruikbaar gemaakt door toevoeging van een vloeistof, auto's, fietsen, alles is onklaar gemaakt.
Wij moeten onze fietsen ook onklaar maken door kettingen af te nemen.
's Middags laten wij dat ook dadelijk doen.

Rookpluimen en branden van de vernielingen waren van verre afstand te zien.
De beklemming werd vergroot door schijnbaar doelloos langsrazende colonnes militaire voertuigen en periodiek luchtalarm.
Al deze zaken hebben de onrust onder de bevolking enorm vergroot. Per slot van rekening is het niet hun oorlog.
Vele zaken die door militairen of wegtrekkende Europese burgers vernield werden konden door inheemsen straffeloos worden opgehaald en meegenomen, geen wonder dat bliksemsnel de mare rondging dat iedereen allerlei bezittingen van anderen mocht inpikken: hele kampongs stroomden leeg en de groepsgewijze rampok was geboren.
Vele vernielingen waren militair zinloos, getuige de vernieling van de fietsen.
De fietsenvernieling was verordonneerd omdat bekend was dat generaal Yamashita's Japanse leger Malakka en het onneembare Singapore had veroverd door zeer snel op de fiets op te rukken.
Alleen Europeanen en Chinezen 'vernielden' hun fietsen: de inheemsen die een fiets bezaten piekerden daar niet over.

Verder laten wij Marto, de djongos en Gresik, de kebon, kuilen graven om le-vensmiddelen in blik te begraven.
Als we daarmede evenwel bezig zijn ramme-len enkele petroleumblikken zo erg dat het de aandacht van enkele kampong-mensen trekt die ons gaan begluren.
We stellen het tot 's avonds uit maar ook dan komt een stel door het hek gluren.
Half 3 's middags bel ik Flip op. Beloof op Kendal te blijven.
De vernielingen op Siloewok zijn uitgevoerd en hij staat op het punt de onder-neming te verlaten (met de Landwacht) en naar Batang te vertrekken.
Op straat is alles volkomen stil, geen auto, trein of vliegtuig. Veel inlanders bij elkaar op de aloen-aloen.
Het zou een feestdag kunnen zijn.
Om vijf uur komt de Patih ons een boodschap van de Assistent-Resident brengen.
'De Assistent-Resident is vertrokken en laat ons nogmaals raden alsnog Kendal te verlaten.'
Nu de Assistent-Resident vertrokken is en wij geen steun van het Binnenlands Bestuur kunnen verwachten in geval van nood, lijkt het mij wenselijk om hulp van de Regent te vragen. Mevr. van Duyvendijk en ik gaan dadelijk naar de Regent maar moeten bij de Kaboepatten horen dat ook de Regent vertrokken is uit Kendal.

Kebon: tuinman. Gresik, een licht gehandicapte oudere man, was niet in dienst van de Leverts maar van de onderneming Siloewok.
Hij was meegestuurd om de tuin om het evacuatiehuis te fatsoeneren.
Aloen-aloen: een grote open vlakte in het centrum, omzoomd door hoge bomen.
Vaak staan er twee enorme heilige waringinbomen in het midden met geheimzinnig ritselende bladeren waartussen de geesten van de gestorvenen verblijven.
Alle plaatsen van enige betekenis hadden een dergelijke aloen-aloen, naar oeroude zede gelegen bij de kraton van de vorst, de missigit of de dalem van de inheemse regent.
De aloen-aloen is de plaats waar de vorst kontakt heeft met zijn onderdanen.
De verontruste bevolking van Kendal heeft zich daar verzameld voor een troostend woord van de Regent of liever de Wedonoh: waar moeten zij anders heen? Trein en bus rijden niet, alle inheemse werkers op kantoren, plantages en fabrieken zijn ontslagen.
Kaboepatten: Ambtswoning van de Regent (Boepattih) tevens kantoor van Regent resp. Patih.
De Regent is ook weg: mogelijk is hem dit bevolen, mogelijk werd de grond hem en zijn gezin te heet onder de voeten.
De Regent is immers zelf eigenaar van landerijen welke hij door Chinese stromannen laat beheren.
Patih: de onderregent, een staffunctionaris een rang hoger dan wedonoh.

Dan besluit ik naar de Veldpolitie te gaan. De enige Europeaan daar is de hoofd-agent Wijnhamer, een half seniele oude Indischman.
Hij zegt ronduit niets te kunnen doen met zijn twaalf 'kreupele' overgebleven agenten.
Zijn chef is weg en als er gelegenheid is trekt hij ook weg.
Ook hier dus geen steun te verwachten.

Wij moeten verder op onszelf rekenen.
Van de veldpolitie naar het regent-schapskantoor om te proberen Batang te telefoneren en aan de Assistent-Wedonoh te vragen naar onze Landwacht.
Het blijkt dat de interlocale telefoon verbroken is.
's Avonds vele blikken begraven: we voelen ons gerust, daar we gedaan hebben wat wij konden.

2 maart 1942

Radio geeft niet het minste nieuws.
Van Flip had ik de vorige dag gehoord dat Midden Java opgegeven was.
Er heerst nog een absolute stilte.
Geen militair of particuliere auto te zien.
Op straat veel inlanders die vredig bij elkaar zitten.
In de loop van de morgen komt de man van baboe Ngamen.
Achter doen wilde geruch-ten de ronde dat Siloewok gerampokt is.
Ik ga naar de bediendenkamer en laat de nieuwaangekomene vertellen wat of er gebeurd is.
Het blijkt opeens niets bijzonders en ik druk alle praatjes de kop in.
Aan de man zeg ik dat hij blijven mag mits hij meehelpt in huis, zo niet dan moet hij terug.
Hij weet het nog niet maar als ik hem na een uur nog zie zitten draag ik hem op de overloop voor de keuken aan te vegen.
Hij neemt een arrogante houding aan en even later is hij achter de bijgebouwen verdwenen.
Mevr. Rompis vertelt 's middags dat Ngamen met haar man terug wil.
Ik vraag Ngamen naar haar plannen en inderdaad vertelt ze dat ze tijdelijk terug wil om een ziek familielid (de bekende smoes) te verzorgen.
Ze mag onmiddellijk gaan.
Haar salaris betaal ik uit.
Ze gaat echter nog niet voor 's avonds.
Intussen komt om ca. 12 uur 's morgens een delegatie van de Chinese toko's op-zij van ons huis, twee vrouwen en een man.
Zij vragen toestemming om onder-dak te willen verlenen aan ca. 15 vrouwen en kinderen gedurende de nacht aangezien ze verwachten dat hun toko's 's nachts gerampokt zullen worden.
De mannen van de toko's in de straat, ca. 50 man, zullen met knuppels gewapend wacht houden.
Een van de twee vrouwen is een tokohoudster van Tjepiring.
Die nacht is haar toko daar kort en klein geslagen.
Ze heeft alleen zichzelf en haar kinderen weten te redden.
Ik wil niet dadelijk een besluit nemen.
Beloof overleg te zullen plegen met de Patih en verzoek hun 's middags vijf uur terug te komen om een nadere afspraak te maken.
Als ik me om vier uur klaarmaak om naar de Patih te gaan hoor ik opeens een overdonderend lawaai.
Iemand roept me toe dat de rampok-kers begonnen zijn de luiken van de toko naast ons in te slaan. Ramen sluiten!
Iedereen beijvert zich om ramen en deuren te sluiten.
Het is een lawaai en ge-schreeuw zo dicht bij dat het lijkt of ze al aan ons huis bezig zijn.
Voor het eerst van mijn leven ben ik zò zenuwachtig of bang dat mijn handen beven. De kinderen krijgen ieder hun rugzak.
We staan alle in de gang bij elkaar.

Van rampokkers (plunderaars) hadden de Europese dames nog nooit gehoord dus dat was even wennen.
Het Indische huis had geen vensters zoals wij in Europa kennen.
Met ramen sluiten wordt het sluiten met houten luiken en het neerhalen van markiezen (kree's) bedoeld.
Vele blikken: het evacuatiehuis was voorzien van levensmiddelen voor enige maanden.
De Chinese bevolkingsgroep op Java, bestaande uit ca. 700.000 personen, beheerste vanouds midden- en kleinhandel, de meeste ambachten en een belangrijk deel van de groothandel.
Inheemse bedrijven of winkels van enige betekenis bestonden op Java nauwelijks.
Een kleine toplaag van rijke Chinezen voerde een Europese levensstijl, de anderen waren meest kleine neringdoenden en winkeliers met een levensstijl als van de inheemsen.
De gemiddelde Javaan kwam geregeld in contact met de Chinees en bijna nooit met de Europeaan.
Het feit dat de Chinees ijveriger, bekwamer, rijker en bovendien geen islamiet is maakt hem in tijden van onrust een voor de hand liggende zondebok en slachtoffer van progroms.
Na de oorlog in de tijd van Bersiap, politionele akties, Soekarno's Repoeblik en tijdens het regime van president Soeharto zijn tienduizenden onschuldige Chinezen van alles beroofd, afgeslacht of zonder vorm van proces ter dood gebracht. De meesten woonden al vele generaties in Indië.

Als ik zenuwachtig bezig ben in de slaapkamer iets te doen, de kinderen om me heen, zegt Kick: 'toe mamma huil maar niet'.
Even later ben ik volkomen kalm, ik moet handelen.
Ik moet de Patih om hulp vragen. Mevrouw Rompis, die goeierd, staat er op dat ik de 12-jarige Fried meeneem. Fried, gewapend met een wandelstok loopt als een wachter achter me aan.
Ik vergat nog te vertellen dat we de 1ste 's middags en de 2e 's morgens onze voortuin gecamoufleerd hadden met veel pisangbomen zodat ons huis van de straat af niet zo duidelijk meer te zien is.
In de voortuin voor het gesloten hek zit Gresik op de hurken, quasi te wieden.
In zijn ene hand houdt hij een ijzeren stang.
Zijn ogen glimmen. Voor hem aan de andere kant van het hek liggen kapotte blikken, aardewerk, etc.
Uit één blik is een grote plas bruine soja gelopen.
Het is iets stiller.
We lopen de straat op die vol Inlanders is met een enkele oppas er tussen.
Het is rustig.
Ik vraag een oppas naar de Patih die me een eind verder aangewezen wordt, midden op straat lopend.
'Patih kunt u ons geen beveiliging geven voor deze toestand?
Ons huis ligt precies tussen de gerampokte toko's'.
De Patih zwijgt eerst, loopt dan door, zegt als ik meeloop 'Nee mevrouw, ik kan niets doen'.
'Kan de veldpolitie dan geen hulp verlenen?' vraag ik.
'Die kan helemaal niets doen' antwoordt hij met een medelijdend lachje.
Van deze zijde dus geen hulp.
Dan maar naar de veldpolitie.
Ook daar geen steun.
Ik vraag of we niet een paar wakers voor de nacht kunnen krijgen.
Desnoods als er geen agenten zijn een paar flinke betrouwbare Javanen met klewang.
Wijnhamer schudt steeds nee, hij mag dat niet doen. 'Wat wilt u dat ik doe' vraagt hij 'heel Semarang loopt leeg!'
'Hoe zo?' 'Vanwege de gevangenissen natuurlijk!'