Incognito.
Deel 6Door: Lucie van Renesse (pseudoniem Dé-Lilah)
uit 'Een Indisch dozijntje'.
Een Indisch verhaal, gepubliceerd te Utrecht door Honig in 1898.
"zo'n spring-in-'t veld? Hij zal niet eens met mij willen dansen." "O! zeker wel, want u is de mooiste. U moet het bal met hem openen. Hè ik verlang u al te zien mevrouwtje, met uw juwelen diadeem en uw sleep van zeegroen satijn."
De bediende kwam binnen en meldde de dames W. en de Lorme. "Kom Mies en Willy, dan stappen wij maar op," zei juffrouw Molière. "Nu dag mevrouw Veld, tot morgen." "En een beetje vroeg ja Madeleine? Anders komen wij niet klaar." Mevrouw Veld sloot de deur van 't boudoir met al de geheimen die het bevatte en spoedde zich naar de voorgalerij. Dáár zaten de twee dames mevrouw W. in een keurig ochtendgewaad gekleed, en Adèle de Lorme in een roze peignoir en een dito hoedje op. Zij zag er precies uit als een "bébé jumeau" uit een doos, met haar rond fris gezichtje, waaromheen een menigte bruin krulhaar golfde, met het kleine lachende mondje, en gekleed met die grote hoed met roze veren, de dito peignoir om haar kleine poezele taille, haar helder blauwe ogen en kinderlijke lach, zou men waarlijk niet gezegd hebben, dat zij al 3 jaren getrouwd was.
Mevrouw W. was een bepaalde schoonheid, met haar goudblond haar, haar fijn profiel en hare gracieuze taille. Deze drie vrouwen, de eersten van de plaats, de één door de positie van haar man, de tweede door haar rijkdom en de derde omdat zij een protégee was van de resident, behoefden waarlijk niet voor elkaar in schoonheid onder te doen en ook niet jaloers op elkaar te zijn, maar toch waren zij dit en hoewel vriendelijk en beleefd tegen elkaar, konden zij elkaar niet lijden in elkaars bijzijn de nodige égards in acht nemende, spraken zij 't nodige kwaad van elkaar, zodra zij niet te samen waren.
"Druk mevrouw," zei "bébé jumeau" zoals zij door de resident genoemd werd. "Ach ja, wat zal ik je zeggen," lispelde mevrouw Veld. "Wij maken alles zelf ziet u, dan krijgt men het geheel naar zijn eigen smaak. Als men het aan de modiste overlaat, dan valt een kostuum dikwijls zo tegen." "Nu ik heb er niets geen klagen over," antwoordde mevrouw W. "Ik heb mijn kostuum van Batavia gekregen en alles is keurig in orde. Speybrouck Sacté heeft er zeer veel verstand van." "En mag men weten?" informeerde mevrouw Veld.
"Nee, zeker niet, ná 't démasqué," was 't antwoord. "De resident gaat als vogelverschrikker," lachte Adèle met haar helderen lach. "Fidonc! mevrouw, dat is majesteitsschennis," zei mevrouw W. afkeurend. "Ach Adèle kan wel een potje breken, niet waar?" zei mevrouw Veld met zeer veel ironie in haar stem. "Wel twee potjes ook," lachte Adèle. "Hij is zo'n goede oude Papa." Mevrouw Veld en mevrouw W. keken elkaar aan en trokken de schouders op. "Ik maak de eersten wals met Prins Incognito," zei Adèle gewichtig. "U opent zeker 't bal met hem. Ten minste dàt wordt algemeen verteld."
"zo," antwoordde mevrouw Veld, en er kwam leven in haar anders koude ogen en kleur op haar bleke wangen, want zij was kolossaal eetzuchtig en had een hoog hart. Het was een eer die haar toekwam, als eerste dame van de plaats, want zij recepteerde steeds bij de resident. Anders opende zij 't bal met de resident, maar nu zou "Prins Incognito" dit doen áls 't ten minste mogelijk was op een bal masqué. "Nog 6 dagen," zei Adèle, terwijl zij een mooi roosje vernielde. "Ja, de tijd begint op te schieten," antwoordde mevrouw Veld. "Juffrouw Molière en ik zijn al druk bezig met 't maken van gebakken enzovoorts." "Nu, laten we u dan maar niet langer ophouden," zei mevrouw W, "kom Adèle, hoe dek je er over, we moeten nog naar de toko," en zij namen afscheid. Een ogenblik later hield een dos-à-dos voor de secretariswoning stil en mevrouw Klets stapte uit. Zij was de intieme van mevrouw Veld, omdat zij altijd van alles op de hoogte was. De dames kusten elkaar en "dag Mien", "dag Rika" ging het over en weer.
"Wat voor nieuws? Ga zitten Mien, een glas port? Ben je mevrouw W. en Adèle niet tegengekomen?" "Ja zeker. God! God! wat had die mevrouw W. weer een toilet aan. En dan met handschoenen. Ze weet van verwaandheid al niet meer wat ze doen zal: En "bébé jumeau" met haar prachtige, rozen hoed - zeg, ze gaat toch als page, hoor ik!" "Natuurlijk!" lispelde mevrouw Veld mat, "dat heb ik je toen immers al gezegd. Een tricot hoor! En wel op verzoek van de resident. Het wordt hoe langer hoe erger, nu noemt ze hem al Papa en zegt dat ze twee potjes bij hem kan breken." "Is 't waar? Gunst wat een schande. En ze geneert zich niets. Gisteren avond wandelden ze in de maneschijn op en neer." "Dat doen ze altijd," zei mevrouw Veld, "en nu wil ze de eerste wals met "Prins Incognito" dansen en 't bal met de resident openen. Zij zegt dat hij de polonaise wel met mij zal doen"
"Maar dat is natuurlijk, dat hoort zóó," zei mevrouw Klets, en nu begon een gevlei en geflikflooi, dat de ijdelheid van de eerste dame van de plaats zeer streelde. "En mag ik je kostuumpje nou eens zien,'" vleide ze verder, "je weet mondje dicht, geen woord er van tegenover anderen. Dan zal ik je vertellen wat wij aandoen."
Eindelijk was de grote dag aangebroken. Het residentiehuis was schitterend à giomo verlicht. Tussen de bomen hingen overal lampions en étalages met glazen en oliepitjes. De bataljons muziek deed een fanfare horen, afgewisseld door 't Italiaans kwintet. De schout paste met zijn politie oppassers op dat de goede orde door de menigte nieuwsgierigen die op de been was, niet werd verbroken. Aanhoudend reden wagens in en uit, en binnen waren al verscheidene gemaskerden bij elkaar. Sommigen zaten, maar over 't algemeen stond men in groepjes bij elkaar en bekeek de één de ander, elkaar kostuum bewonderende, en gissende wie men toch zijn kon.
Daar was Titania in haar roze onderkleed en lichtgroen satijnen overkleed, haar blanken hals met parelen collier, haar diadeem schitterende van juwelen, in één woord een prachtige verschijning. Bij haar stonden Desdemona in een witte tunica met gouden passement in 't loshangend blond haar een diadeem, een amor met gazen stengels en een elfje voorstellende. Dit clubje meende men te herkennen, het moesten mevrouw Veld, juffrouw Molière en de twee meisjes zijn. Wie was echter mevrouw en wie de juffrouw? Desdemona moest juffrouw Molière zijn, want zij was een half hoofd kleiner dan Titania. Men keek uit naar een page, maar niemand zag er één. Juist kwam er, aan de arm van een matador, een prachtige verschijning binnen, een "Queen Betti", met satijnen onderkleed roodfluwelen mantel en gekroond. Iedereen giste wie het zijn kon, maar niemand kon er achter komen, want men kende geen dame die rood haar had, of zij zou het speciaal voor deze gelegenheid hebben moeten verwen. Het was ook mogelijk dat zij een pruik op had. Het kon echter niemand anders zijn de rijke mevrouw W., want de juwelen in haar kroon, en haar armbanden waren echt, en 't kostuum was prachtig en kostbaar. Nu trok een ander paar ieders aandacht. Het waren namelijk Columbine, een zwarte Columbine met een zwart fluwelen suikerbrood op 't bruine kroeshaar en een ridder uit de middeneeuwen. De ridder liep enigszins gebogen en men meende dat dit de resident was. Hij scheen iets te zeggen, zeker iets geks, want opeens begon zijne dame te lachen waardoor men nu direct wist, dat dit Adèle de Lorme was zo kon immers maar één dame lachen.
"Dus toch niet als page! Nu zie je wel dat dat maar weer vuile praatjes waren." "Jalousie! Niet als ijzerzucht," mompelde de gepensioneerde kolonel die er ook was en die als jeneverfles gekomen was, en hij kwam een weinig nader, om Columbine wat beter te kunnen bekijken. "'t Is waarachtig een aardig popje!" bromde hij en de ridder op zijn schouder slaande, zei hij met zijn grogstem: "Je weet ook wel wat je doet hè Maltezer ridder!" "Uit de weg jeneverfles," antwoordde de ridder. "In onzen tijd hadden we dien volkskanker nog niet."
"Maar in onzen tegenwoordige tijd zou je er ook niet vies van zijn, oude sobat. Jammer dat er geen glaasje in de buurt is." De zaal was langzamerhand voller en voller geworden, en iedereen vraagde zich af of prins Incognito al aanwezig was. Er waren veel prachtige kostuums onder de heren en ook een menigte kranige figuren, zodat het bepaald moeilijk was om uit te vissen of de Czarewitch zich onder hun bevond. Titania en Queen Bettie schenen elkaar te hebben herkend, want zij stonden te praten. Zij waren zeker het meest nieuwsgierig naar de komst van de czarewitch, want hun gesprek ging uitsluitend over hem. Vooral Titania gaf haar ogen flink de kost, zij was er geheel "nerveus" van, zoals zij dit uitdrukte. Terwijl de dames zo met elkaar stonden te praten, zagen zij een stierenvechter op zich afkomen, die regelrecht naar Titania ging.
"Zomernachtdroom, uw prins wacht op u." Zij keerde zich haastig om en stond vlak tegenover de stierenvechter. Het was een prachtige kolossale figuur, met een zwart masker voor, vervaarlijke grote knevels en een flinke brede borst. Titania zag hoe een paar fonkelende ogen haar doorborend aankeken, en onwillekeurig sloeg zij de hare daarvoor neer. Ook zijn kostuum was onberispelijk, zijn houding prachtig, de kleuren harmonieerden met elkaar en de stoffen waren van 't fijnste soort.
"Zomernachtdroom," fluisterde hij nogmaals, "de polonaise begint", Mag ik de eer hebben Titania rond te geleiden." "De Czarewitch," fluisterde Queen Bettie mevrouw Veld in 't oor. "Niemand anders dan hij," en zij verwijderde zich met een Don Quichotte die zich voor een polonaise van haar had meester gemaakt. Het duizelde Titania. Haar hart zwol van trots en hoogmoed. Het was dus toch waar dat zij het bal openen zou met de "Czarewitch" en dat hij haar had uitverkoren boven alle anderen, zelfs boven "Queen Bettie," die prachtiger kostuum aan had dan zij. Nu was het dan toch zeker waar, dat zij uitstak boven alle vrouwen van de plaats wat haar taille en houding aanging, aangezien zij direct de aandacht had getrokken van een kroonprins, en hij haar had verkozen boven allen en met een houding als een koningin, het hoofd fier omhoog geheven legde zij, zonder een woord te spreken haar arm in de zijne. "Welk een hoge onderscheiding," mompelde een hansworst, toen zij een groepje heren voorbijkwamen, clowns en hansworsten, bij elkaar. "Zulk een onderscheiding kan alleen een Titania te beurt vallen," en vlak aan haar oor hoorde zij, "Mevrouw Veld niet waar?"
Een minachtende blik uit Titania 's blauwe ogen trof de spreker, en zij legde haren arm heel vertrouwelijk op dien van de kroonprins. Het verwonderde haar niets dat hij nog geen woord geuit had, hij wilde immers het strengste "incognito" bewaren Zij wilde graag praten, maar hoe moest zij tegen een keizerszon spreken? en in welke taal? Frans zou hij toch zeker wel kennen en zo begon zij in die taal. "Uit welk gedeelte van Spanje komt u, toréadores? Uit Madrid of Sévilla?" Geen antwoord volgde op deze vraag. Hij is niet beleefd dacht Titania. Maar zo zijn alle Russen, "ongelikte beren". De polonaise was ten einde, en de muziek speelde een slepende wals, Toen keerde de stierenvechter zich tot haar en zich tot dicht bij haar neerbuigende, zei hij: "Une valse, belle Titania!" "Avec heaucoup de plaisir mon toréador." Hij nam haar in zijn sterke armen op, en daar gingen zij, wiegelende, slepende en springende, op de tonen der muziek. Het was een droom gelijk om met hem te dansen, dat moest Titania zichzelf bekennen, hij mocht dan in de conversatie niets betekenen, maar als danseur was hij een matador. Hoe stevig hield hij haar vast, hoe licht danste hij, en hoe goed kon zij met hem accordeerden. Zij voelde de grond bijna niet meer, zij lag als bewusteloos in zijne armen, duizelende van de wals en toch vol verrukking. Zij had wel door willen walsen zonder einde, zonder uitscheiden door dromende, zonder ontwaken, in de armen van haar kroonprins, en toen het ontwaken éénmaal daar was had zij hem wel het masker van 't gelaat willen trekken om aan 't publiek toe te roepen: "Ziet hier mijn cavalier is niemand anders dan hij, de "czarewitch", en aan mij de eer de eersten dans met hem gedaan te hebben."
De wals was uit en de toréador bracht haar naar een stil plekje, tussen bloemen en planten in de voorgalerij. Hij zette zich stilzwijgend naast haar neder en nam heel familiaar haar hand in de zijne. Titania gevoelde zich hierover volstrekt niet beledigd ware een ander manlijke persoon vrij geweest dit te doen, dan zou zij zeker vol verontwaardiging zijn opgesprongen, maar een czarewitch mocht zo iets doen in zijn land was dat de hoogste galanterie en zijne courtoisie een grote gunst. "Zie eens hoe gezellig Titania daar zit te vrijen", hoorde zij op eens een jeneverfles tegen een matroos zeggen. "Zomernachtdroom", grijnsde de matroos "Doch stil! "botol soppie", vervolgde hij op zachter toon, maar hard genoeg dat Titania het horen kon. "Het is "incognito" die daar aan 't vrijen is. Geen opmerkingen over hem, hij mag doen wat hij wil."