Verhalen door:
Eijgelsheim Eric Geugten J.E. van der Groot, Kees Hofwijk J.W. Indonesië
Jonge, Jaap de Kol, van H.
Kuin, Herbert Levert-van der Mijll Dekker, Els
Melati van Java
Nuhoff, Betsie Numans, Mary Pieters, Lody
Putten, Krijn van
Renesse, Lucie van
Tebbenhoff H. Velleman, Luwi Verschuren, Naomi Hoorspel / Luisterboek
Documentaire films
Spoorloos
Verhalen in Pètjoh Boomsma, Graa Brooshooft. P (Toneel) Daum P.A. Dijk Ko van Hella Haasse Keuls, Hans Louis Couperus Mark Loman Multatuli Olaf J. De Landell Pramoedya Ananta Toer Soer Josephine Székely-Lulofs M.H. x - MP3 Software |
Levert-van der Mijll Dekker, Els - De vlucht 5
De vlucht - deel 5Elke wedonoh-standplaats had er een. Sommige waren minder, andere waren voor Europeanen goed of acceptabel. Gratis waren ze niet. Vele dateerden van begin 19e eeuw. Het systeem dateerde uit de dagen van de VOC, twee eeuwen geleden. Lampoe templek: Indische olielamp. Deze bestaat nog in allerlei maten. Balé-balé: bed voor inheemsen, gemaakt van hout of bamboe. Tikar: gevlochten rieten mat, nog altijd wijd verbreid. Bultzakken: niet doorgestikte en daardoor nogal vormeloze matrassen met kapokvulling, in gebruik bij o.a. het KNIL. 7 maart 1942Daar we maar één verschoning hebben en er al vele dagen mee doen besteden we de morgen aan de grote was en aan eten klaarmaken voor twaalf uur.Als echter de hele morgen geen bericht van Zwart komt en de Assistent-Wedonoh ons vertelt dat de Jappen Wonosobo zijn binnengetrokken, stel ik voor naar de pasang-grahan van de Diëng te gaan omdat het voor ons onmogelijk is nog een nacht in deze uiterst primitieve omgeving door te brengen. Taxi's rijden echter niet meer. Gelukkig krijgen we er nog eentje die niet meer naar Wonosobo durft en die twee maal op en neer zal rijden om ons boven te brengen. Tante Do, mevr. van den Bergh, Marie en alle kinderen op twee na gaan eerst. Fernande en ik kopen nog wat garen, meel, sloffen, enz. en zullen nakomen. Als we bezig zijn af te rekenen komt juist een Chinees binnen en vertelt dat de Jappen achter hem aan komen. Waar gaan wij heen vraagt hij. Naar de Diëng, dan moeten we vlug weg anders kan het niet meer. Fernande en ik haasten ons dus. De taxi is net terug. Boven aangekomen zijn we blij eindelijk een vaste zetel gekregen te hebben. In de pasanggrahan van Diëng zijn al twee Europese dames met hun kinderen. Ze lijken niet blij met deze invasie, uit angst voor tekort aan levensmiddelen. Met Robertson bekijk ik het huis van de landwacht 'Rozenhaghe' om eventueel daarin te trekken. De inlandse landwacht heeft er geslapen. Het huis ziet er vuil uit en verre van preferabel. Aan Bloemhart die 's avonds naar Kedondong terug zal trekken vraag ik Flip te willen inlichten over ons. Bloemhart zit nog met vijf van zijn landwachters in Rozenhaghe. Flips is al met zijn landwachters vertrok-ken. We blijven in de Europese Diëng-pasangrahan waar gelukkig plaats is. Robbie die koorts heeft en Marretje die oorpijn heeft worden in bed gestopt. Marre slaapt al gauw in. Ik pak alle rugzakken uit, eindelijk na zoveel tijd sorteer ik de bullen. Als de mandoer er is bestel ik eten voor ons allen: rijst, kip en groente. Als ik klaar ben in de kamer en weer naar de zitkamer ga blijkt daar nieuw bezoek gekomen te zijn, mevrouw Nieuwenhuizen en de Tjarik. Ze brengen alarmerend bericht. Er zouden rampokkers van twee kanten de Diëng optrekken en deze nacht zullen ze wel boven zijn. De Tjarik brengt ons het bericht van de plaatselijke Assistent-Wedonoh over dat alle mensen met wapens samen moeten komen in Batoer om tegen de rampokkers te vechten. Hij wil Robertson en de dames met wapens daar naartoe hebben terwijl de overigen met de kinderen zo spoedig mogelijk weg moeten, met medeneming van voedsel. De twee Europese dames met wapens voelen er niets voor hun kinderen in de steek te laten en tegen rampokkers te vechten. Besloten wordt allemaal naar be-neden te gaan naar de thee-onderneming Tambi. Wonosobo is onmogelijk omdat de Jappen er al zijn en onbekend is of we toegelaten worden. De mandoer is met de taxi boven gekomen. De chauffeur is blijkbaar nog niet klaar met uitladen want de taxi staat er nog. Ik vraag of de taxi wil wachten. De chauffeur wil ons wel rijden maar na donker durft hij met afgeschermde koplampen niet de weg op. We moeten dus vóór donker weg. De twee Europese dames hebben één auto met chauffeur waarmee zij en hun kinderen gaan. Vooral de jongste, een zekere mevrouw Blackman uit de Bui-tengewesten is volkomen overstuur. Afgeschermde koplampen: in Ned.Indië was een stringente verduistering ingevoerd. 's Nachts zag je dus geen hand voor ogen als er geen maan was bij onbewolkte hemel. Zeker de bochtige en smalle bergweggetjes waren bij donker levensgevaarlijk. De verduistering had enig effect in de steden. In de dessa's snapten de inheemsen niet waar die blanda's het over hadden: de meeste hadden nog nooit een vliegtuig gezien. Buitengewesten: de Ned.Indische eilanden buiten Java. Mandoer: opzichter. Tjarik: inheems bestuursbeambte. In de bergen waar Landwachten zaten werd natuurlijk niet gerampokt. Rozenhaghe: een hotelletje (pension) voor Europeanen die 'een koude neus' op Diëng wilden halen. Hele stapels kleren haalt zij uit de kasten en ik hoor haar tegen de baboe zeggen dat ze de kleren uit de voorgalerij mag weghalen: ze hoeven niet bewaard te worden. Intussen geef ik de mandoer order eten voor de kinderen op de borden te scheppen. Ze hebben dan tenminste wat eten naar binnen want wanneer we de volgende keer zullen eten is onzeker terwijl ze in Kedjajar haast niets hebben gehad. Zo vlug mogelijk pak ik de rugzakken weer in en leg alle barang bij elkaar. Het is toch al schemerdonker als allen plus bagage - op Fernande en mij na - in de ene taxi gepropt worden. Ze zitten er met hun tienen als haringen in een ton en ik houd mijn hart vast voor de tocht over de bergwegen. Robertson, Fernande, mevrouw Nieuwenhuizen en ik zullen te paard nakomen. Bovendien is er nog een dame uit een ander huis met twee kleine kinderen die zich bij ons wil aansluiten. Terwijl wij wachten op de paarden - het is intussen donker geworden - zie ik de stapel achtergelaten kleren van mevrouw Blackman. Ik kijk of er misschien iets warms voor de kinderen bij is want die hebben nauwelijks verschoning en niets voor het bergklimaat. Inderdaad vind ik enkele flanellen pyama's voor Kick en een paar broeken. Fernande komt er ook bij en zoekt mee, ze vindt twee kinderjurkjes. Terwijl wij bezig zijn komt de baboe en beweert verontwaardigd dat mevrouw Blackman de kleren aan haar gegeven heeft. Ik geef haar vijftig cent. Intussen zijn de bediendes, mannen en vrouwen, al bezig alle achtergelaten spullen, ook kinderspeelgoed mee naar achter te slepen om onder elkaar te verdelen. Eindelijk zijn de paarden er en kunnen wij vertrekken. Het is half acht en het regent een beetje. De twee kinderen worden in een deken gewikkeld en op de rug van een koelie gedragen. Het is pikdonker, met flashlights moet de weg bijgelicht worden. We hebben vijf paarden en een stuk of wat dragers voor de levensmiddelen. Robertson loopt eerst een eindje voorop om bij te lichten maar na een tijdje loopt hij naast zijn paard omdat het teveel aan de kant van de weg loopt. Hij gaat nu achter Fernande en mij lopen en we hebben het gevoel dat hij bang is. Tegen half tien wordt de maan zichtbaar en is het helder buiten. De motregen is opgehouden. In Kedjajar vragen we bij de djaksa van de Assistent-Wedonoh of de twee auto's langs gekomen zijn. Dat is het geval. Robertson geeft zijn pistool hier af omdat hij bang is ontdekt te zullen worden met een wapen. Een kwartier voorbij Kedja-jar komen we twee Javanen tegen die ons aanhouden en vragen waar we heen gaan. De een praat vloeiend Hollands. Hij zegt dat vóór ons uit rampokkers aan komen zetten en dat als we naar Tambi willen we ons erg moeten haasten want de rampokkers zijn al bij Ngaroem. Een nieuwe schrik. We haasten ons extra en bereiken de afslag naar Tambi zon-der hindernissen. Om ca. half twaalf zijn we op Tambi. We worden op de besaran toegelaten waar mevrouw (Lore) van Stein Callenfels en mevrouw Creutzberg bezig zijn matrassen te verslepen. Na de ongewone zit te paard zijn Fernande en ik blij op een zachte stoel te zitten. Mijn voeten zijn verstijfd van de kou. De heer (Pim) van Stein Callenfels stelt ons gerust over de rampokberichten. Hij heeft dadelijk na aankomst van onze auto's de Assistent-Resident van Wonosobo opgebeld. Alle geruchten blijken volkomen vals te zijn geweest. Dat Robertson boven zijn geweer aan de Tjarik en onderweg zijn pistool aan een Djaksa gegeven heeft wordt hem erg kwalijk genomen. Ons eigen gezelschap, tante Do, mevrouw van den Bergh, Marie en alle kinderen zijn al naar bed. Mevrouw van Stein heeft twee kamers voor ons leeggeruimd met matrassen op de grond. Als ik mijn hele verhaal verteld heb en we nog even nagepraat hebben gaan we ook naar bed. Ik slaap met Marretje, mevrouw van den Bergh en Robbie in een lit jumeaux. Tante is heel goedig op een matras op de grond gaan slapen omdat ze vond dat ik meer rust nodig had. Ze slaapt nog niet als ik binnen kom. Nachtelijke rit te paard: achteraf gezien een levensgevaarlijke onderneming. De dames zijn geen geoefende ruiters, de bergweg langs diepe ravijnen is steil en smal terwijl het s'nachts aardedonker is. Djaksa: waker. Besaran: de woning van de hoofdadministrateur. Een besaran was altijd minstens tweemaal zo groot als de woning van een Europese stafemployé. Ze was gewoonlijk voorzien van logeerkamers voor gasten, soms van een 'paviljoen': een apart gastenverblijf. De meubilering was als regel karig daar het dienstwoningen betrof terwijl er nogal vaak werd verhuisd. Stoffering was wegens de warmte en mogelijke insektenplagen nagenoeg afwezig. Alle woningen voor Europese planters hadden 'bijgebouwen' achter het huis. Daar bevonden zich de keuken, provisie- of spen'-kamer, mandikamer, WC, bediendenkamers, soms de garage en/of stallen voor rijtuigen en paarden. Bijgebouw en huis waren verbonden door een 'overloop'. Buiten de stad waren privé telefoons zeldzaam. Interlokale verbindingen werden gelegd door personeel in centrales. Zelf een nummer kiezen kon alleen lokaal en niet eens overal. Ondernemingen hadden vaak hun eigen kleine centrale in het ondernemingskantoor. Wat grotere centrales lagen in dorpen en steden. Bewerker was diep onder de indruk van de enorm grote boomgaard en moestuin met Europese vruchten en groenten naast de besaran van de van Stein Callenfels. Er waren zelfs visvijvers. 8 maart 1942De gastvrouw heeft op de overloop naar de bijgebouwen een lange tafel voor de kinderen klaar laten zetten: ieder krijgt daar een bord havermout.Kick en Evert bedanken en krijgen geen ontbijt. Evert is boos en verstopt zich in de slaapkamer. De groten ontbijten binnen, ook met een bord havermout. De heer van Stein komt ons vertellen dat alle geruchten over rampok vals ge-weest zijn. De Assistent-Resident van Wonosobo heeft gelast dat we allen naar onze woonplaatsen terug moeten. De mensen die van de Diëng komen moeten onmiddellijk weer naar boven en ik moet met mijn gezelschap weer naar Kendal. Zo'n volkomen onkunde aan het woord over de toestand verwondert mij heel erg. Hr van Stein Callenfels weet dat ook wel maar met deze list wil hij de 'gewapende dames' kwijt, in het bijzonder de labiele mevrouw Blackman, echtgenote van een BPM-employé. Ik wijs de heer van Stein Callenfels op de onmogelijkheid van deze opdracht. Als de Assistent-Resident toestemming geeft willen we wel weer terug naar de Diëng. Daartoe wordt besloten al hebben we nog geen vervoermiddel. Intussen heb ik mevrouw Blackman aangesproken en verteld dat ik enkele door haar achtergelaten kleren heb meegenomen. Ze kijkt zeer verbaasd. Als ik haar de kleren toon vindt ze het niet meer dan normaal dat ze deze terugneemt. Volgens haar was het niet de bedoeling dat die kleren weggedaan werden. Even later vragen mevrouw van Stein en haar man me apart te spreken. Het blijkt dat er nog een leeg huisje staat dat ik met mijn gezelschap mag bewonen. Er is ook nog een lege garage die gebruikt kan worden als slaapruimte. Huis en garage zijn klein en primitief, het eerste net een kamponghuis. Een slaapkamer en een woonkamer maar ik ben zo blij dat we blijven kunnen en niet weg moeten dat ik het aanbod met beide handen aangrijp. Ook de andere leden van ons gezelschap zijn dolblij en we beginnen meteen te verhuizen. In het huisje slapen de families van Duyvendijk en van den Bergh. In de garage die ca. 50 m verder tegenover het huis van ene familie Snijder ligt trekken tante Do, ik en de kinderen. Er is geen electrisch licht. We krijgen twee templeks. Er worden drie banken gezet waar we met ons zessen op slapen en een kastje. Alles is uiterst primitief, vooral met het wassen. 's Morgens vroeg valt het niet mee in de kou. Om 12 uur krijgen we nasi goreng en voor Christine nasi tim toegestuurd door een van de ondernemingsdames. Nasi tim: rijstepap. Templeks zijn olielampen zoals eerder vermeld. Dag in dag uit nasi goreng is wennen want in betere tijden genoten de Hollandse dames Europees eten met maar éénmaal per week rijst. Ook krijgen we twee halfwassen baboetjes die als kokki en baboe dienst zullen doen. Het weer is zwaar bewolkt en regenachtig. We horen van de familie Stein dat ons leger heeft gecapituleerd. Goddank, Flip is uit de gevarenzone. Nu hoef ik me niet meer ongerust te maken. Vreselijk al die moeite en Met de capitulatie gaan - inclusief 15000 Australiërs en Engelsen - 96.000 man op Java in krijgsgevangenschap: 65000 man reguliere troepen, de rest hulptroepen. Vanaf de aanvang beheersten de Japanners de zee en de lucht. Hun kleine invasielegers waren beter in kwaliteit en bewapening. Het weinig vechtlustige KNIL, voor 3/4 bestaande uit inheemse soldaten, was onvoldoende mobiel en werd slecht geleid. Succesvolle verdediging van Java was kansloos na de val van Singapore zoals het Nederlandse commando wel wist. Inheemse krijgsgevangenen worden door de Jap geleidelijk vrijgelaten behalve de Ambonnezen en Menadonezen. De krijgsgevangenen worden afgevoerd naar erbarmelijke kampen in Malakka en Siam (Thailand). Bijna 22% van de Hollandse en inheemse krijgsgevangenen zullen in deze werkkampen of op transport het leven laten. Ook Els familielid, KNIL-kapitein F.W.Schulze (de latere generaal tit.) wordt geïnterneerd. In 1948 zal hij de parachutistenaanval op Djokja leiden die resulteerde in de gevangenneming van Soekarno. voorbereidingen voor één week oorlog en dan nog tevergeefs. Wie zullen er terugkomen? Bij mevrouw van Stein, een kleine ronde typisch Duitse dame is behalve mevrouw Creutzberg (ook een Duitse) met twee babies, één van twee jaar en één van twee maanden, ook nog mevrouw den Dulk uit Semarang in huis die ieder ogenblik een baby verwacht. De van Steins hebben een dochter (Osi) van 11 of 12 jaar, een aardig en flink kind die leuk mee kan helpen in huis. 9 maart 1942Een slechte nachtrust gehad, alle kinderen hebben om het hardst gehoest.Het blijkt dat er nog een mevrouw Wehkamp op de onderneming woont en dat er meerdere geëvacueerde gezinnen zijn, nl. een mevrouw Veere van de onderne-ming Balong met vijf kinderen en een mevrouw Moorman met een kind. Op Tambi heeft geen vernieling plaats gehad en de bevolking is er volkomen rustig. Grote groepen evacuees zoals wij de vorige dag met in de twintig personen zouden maar onrust verwekken vandaar dat de heer van Stein op spoedig vertrek aandrong. Mevrouw van Stein spreekt vloeiend Javaans en kent bijna iedere opgezetene. De Steins zijn volkomen zeker van hun mensen en van hun trouw. Van alle kanten krijgen wij kleren te leen en ook huisraad om ons verblijf in te richten. 's Morgens vroeg dadelijk de heer van Stein verzocht Flip telefonisch te bereiken via de Resident te Pekalongan of regelrecht over Weleri. Het telefoon-contact is nog verbroken. Alle kinderen zonder uitzondering zijn snipverkouden, hebben een lelijke hoest of klagen over oorpijn. Mevrouw van Stein gaf Fernande hoestpoeders, ik krijg van mevrouw Wehkamp hoestpoeders maar ze helpen niet. 10 maart 1942Nog geen telefoon met Flip mogelijk.12 maart 1942Van de Assistent-resident hoor ik dat Flip met zijn landwacht op Siloewok zit.De onderneming is door rampokkers volkomen verwoest. De mensen zijn veilig en mogen hun wapens houden. Telefonisch contact met Pekalongan, Weleri of Semarang hetgeen ik dagelijks probeer is nog niet mogelijk. De ondernemingsdokter is een keer boven geweest en heeft geconstateerd dat Christien een lichte bronchitis heeft en Jol en Marre een lichte oorontsteking hebben. 14 maart 1942's Middags hoor ik dat de telefoonverbinding met Semarang is hersteld.15 maart 1942Half negen 's morgens vraag ik het huisnummer van de familie Ebeling aan.De meeste tijd blijf ik in het kantoor van de heer van Stein wachten. 's Middags om half vier komt antwoord. Wat ben ik blij Ebelings stem te horen. Flip is de vorige dag in Semarang(?) geweest en Ebeling gaat over twee dagen naar Siloewok. Hij raadt ons aan zo spoedig mogelijk naar Semarang te komen. De weg van boven is vrij, zonder opgeblazen bruggen. We zijn allen dolblij met het vooruitzicht naar Semarang te kunnen. Met Weleri is nog steeds geen telepho-nisch contact mogelijk. Creatie datum : 14/03/2008 @ 08:23 Reacties op dit verhaal
| Zoeken
Bezoekers 01-01-2008
1277384 Bezoekers 4 Bezoekers online TopArtikelen
|